Home Podium Politiek Religie Hindoeisme Islam Suriname India Liefde Jongeren
Literair Poezie Zeepkist Gastenboek Links Disclaimer Contact

Kritisch Podium Dewanand

Literair

WEBpublication BOOK WART0222 / EPAGE 47 of 103

Moord op de vrijheid van het oervolk

Was het verbod van de NVP/CP'86 terecht en heeft de AEL bestaansrecht?

8.4. Het oordeel van het Europese Hof in de Stankov zaak


Our Freedom is our natural right

Offeraar (auteur)   Mr. drs. J.J. v.d. Gulik
Offercode           wart0222
Offerdatum          vrijdag 9 november 2007

Go to previous Epage ... Go to next Epage
  • Go to Inhoudsopgave: Moord op de vrijheid van het oervolk
  • '77. The Court recalls that Article 11 of the Convention only protects the right to 'peaceful assembly'. That notion - according to the Commission's caselaw - does not cover freedom where the organisers and participants have violent intentions (no. 13079/87, dec. 6.3.89, DR 60, p. 259; no. 8440/78, Dec. 16.7.80, DR 21, p. 138'
    (Zie noot 62* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 18.).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    '77. Het Hof herinnert er aan, dat artikel 11 EVRM alleen het recht op 'vreedzame vergadering' beschermt. Die denkbeeld - in lijn met de jurisprudentie van de Commissie - beschermt de vrijheid niet, wanneer de organisatoren en deelnemers gewelddadige bedoelingen hebben.'

    In deze zaak was het criterium 'noodzakelijkheid in een democratische samenleving' zoals zo vaak weer beslissend voor het oordeel, of er sprake was van schending van het EVRM.

    Ook in deze zaak begon het Hof met het vermelden van een aantal algemene beginselen, die het als uitgangspunt neemt. Zo herhaalde het Hof in deze zaak onder meer, dat er weinig ruimte is om op basis van lid 2 van artikel 10 EVRM beperkingen op te leggen aan politieke redevoeringen en debatten over kwesties van algemeen belang. En ook hier stelt het Hof, dat een essentiële factor is, of er een oproep is gedaan tot het gebruik van geweld, een opstand of enig andere vorm van verwerping van democratische principes. En het Hof vervolgt dan:

    'Where there has been incitement to violence against an individual or a public official or a sector of the population, the State authorities enjoy a wider margin of appreciation when examinig the need for an interference with freedom of expression (zie de Incal v. Turkey judgment of 9 June 1998, Reports 1998-IV, p. 1567, par. 48 (…)'
    (Zie noot 63* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 21.).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    'Waar er is aangezet tot het plegen van geweld tegen een individu of ambtenaar of een deel van de bevolking, hebben de autoriteiten een ruimere beoordelingsvrijheid, wanneer ze de noodzaak van een beperking van de vrijheid van meningsuiting onderzoeken (zie de Incal tegen Turkije uitspraak van 9 juni 1998, rapport 1998-IV, blz. 1567, par. 48 (…).'

    Een andere belangrijke overweging, over het recht op het promoten van de eigenschappen van de regio, luidt:

    '89. The inhabitants of a region in a country are entitled to form associations in order to promote the region's special characteristics. The fact that an association asserts a minority consciousness cannot in itself justify an interference with its rights under Article 11 of the Convention (see the Sidiropoulos judgment, (…), § 44)'
    (Zie noot 64* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 21).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    '89. De inwoners van een regio in een land hebben hebben er recht op verenigingen op te richten teneinde de speciale eigenschappen te promoten. Het feit, dat een vereniging opkomt voor een minderheidsbewustzijn kan op zichzelf een beperking van de rechten van artikel 11 EVRM niet rechtvaardigen (zie de Sidiripoulos uitspraak (…), § 44).'

    De belangrijkste overwegingen van het Hof over de separatistische ideeën, die er hier en daar ook wel bestonden binnen de VMOI staan in § 96 en 97:

    '96. On the basis of all the evidence, the Court finds that at the relevant time it was not unreasonable for the authorities to suspect that certain leaders of the applicant association - or small groups which had developed from it - harboured separist views and had a political agenda that included the notion of autonomy for the region of Pirin Macedonia or even secession from Bulgaria. That is borne out by various statements made by those leaders (see par. 16, 33, 34 and 35). The Court also takes into account the findings of the Supreme Court from 1990 and 1991 and of the Constitutional Court in its judgment of 29 February 2000 (see par. 12, 13 and 39-41 above). It follows that the authorities could anticipate that separatist slogans would be broadcast by some participants during the commemorative ceremonies'
    (Zie noot 65* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 22.).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    '96. Op basis van al het bewijs is het Hof van mening, dat het op het relevante moment niet onredelijk was voor de autoriteiten om te verwachten dat bepaalde leiders van eiser's vereniging of kleine groepen die daaruit voortkwamen - separatistische opvattingen huldigden en een politieke agenda hadden met als onderwerp de autonomie voor de regio Pirin Macedonië of zelfs afscheiding van Bulgarije. Dat is gebaseerd op verschillende verklaringen, die door die leiders zijn gedaan (zie par. 16, 33, 34 en 35). Het Hof houdt ook rekening met de bevindingen van het Hooggerechtshof in 1990 en 1991 en met het oordeel van het Constitutionele Hof op 29 februari 2000 (zie par. 12, 13, en 39-41 boven).

    Hieruit volgt, dat de autoriteiten konden verwachten, dat separatistische slogans te horen zouden zijn van sommige deelnemers tijdens de herdenkingsbijeenkomsten.'

    '97. The Court reiterates, however, that the fact that a group of persons calls for autonomy or even requests secession of part of the country's territory - thus demanding fundamental constitutionel and territorial changes - cannot automatically justify a prohibition of its assemblies. Demanding territorial changes in speeches and demonstrations does not automatically amount to a threat to the country's territorial integrity and national security. Freedom of assembly and the right to express one's views through it are among the paramount values in a democratic society. The essence of democracy is its capacity to resolve problems through open debate. Sweeping measures of a preventive nature to suppress freedom of assembly and expression other than in cases of incitement to violence or rejection of democratic principles-however shockking and unacceptable certain views or words used may appear to the authorities, and however illegitimate the demands made may be-do a disservice to democracy and even often endanger it. In a democratic society based on the rule of law political ideas which challenge the existing order and whose realisation is advocated by peaceful means must be afforded a proper opportunity of expression through the exercise of the right of assembly as well as by other lawful means'
    (Zie noot 66* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 22 en 23.).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    '97. Het Hof herhaalt echter, dat het feit, dat een groep van personen roept om autonomie of zelfs vraagt om afscheiding van een deel van het grondgebied van het land - en zodoende fundamentele constitutionele en territoriale veranderingen eisen - niet automatisch een verbod van haar vergaderingen kan rechtvaardigen. Eisen van territoriale veranderingen in toespraken en demonstraties betekenen niet automatisch een bedreiging van de territoriale integriteit van het land en de nationale veiligheid. De vrijheid van vergadering en het recht om iemands mening daardoor te uiten behoren tot de belangrijkste waarden in een democratische samenleving. De essentie van democratie is haar mogelijkheid om problemen op te lossen door een open debat. Dwingende maatregelen van preventieve aard om de vrijheid van vergadering en meningsuiting te onderdrukken anders dan in gevallen van het aanzetten tot geweld of verwerping van democratische principes - hoe schokkend en onacceptabel bepaalde opvattingen of gebruikte bewoordingen ook mogen lijken aan de autoriteiten, en hoe illegitiem de eisen ook mogen zijn - bewijzen de democratie geen dienst en brengen haar zelfs vaak in gevaar. In een democratische rechtsstaat moeten politieke ideeën, die de bestaande orde uitdagen en waarvan de realisatie wordt bepleit met vreedzame middelen een eerlijke kans krijgen te worden geuit door de uitoefening van het recht van vergadering als wel door andere wettige middelen.'

    En over het propageren van geweld en de verwerping van democratische principes zegt het Hof:

    '100. There is no doubt that seeking the expulsion of others from a given territory on the basis of ethnic origin is a complete negation of democracy'
    (Zie noot 67* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 23.).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    'Er kan geen twijfel over bestaan, dat het willen verdrijven van anderen van een gegeven grondgebied op basis van etniciteit een complete ontkenning van democratie betekent.'

    '101. Most of Ilinden's declarations and statements emphasised their reliance on public debate and political pressure for the achievement of their goals and expressly rejected violence (see par. 10, 16, 37 and 38). Those statements which could be interpreted as calling for violence or rejection of democracy appear isolated against the background of all material in the case. Moreover, since various persons and groups associated with Ilinden had divergent views, not all the material cited necessarily reflected ideas and goals that dominated the applicant association's agenda'
    (Zie noot 68* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 23).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    '101. De meeste van de verklaringen en uitspraken van Ilinden benadrukten hun vertrouwen in het publieke debat en in politieke druk voor het bereiken van hun doelen en verwierpen uitdrukkelijk geweld (zie par. 10, 16, 37 en 38). Die uitspraken, die konden worden geïnterpreteerd als oproep tot geweld of verwerping van democratie lijken een geïsoleerde positie te hebben tegen de achtergrond van al het materiaal in de zaak. Bovendien, daar verschillende personen en groepen verbonden met Ilinden uiteenlopende visies hadden, gaf niet al het geciteerde materiaal noodzakelijkerwijs ideeën en doelen wer die de agenda van de vereniging van de eiser domineerden.'

    '102. In its judgment in the case of Incal v. Turkije the Court found that the mere fact that a message read out at a commemorative ceremony to a group of people - which already considerably restricted its potential impact on national security, public order or territorial integrity - contained words such as 'resistance' 'struggle' and 'liberation', did not necessarily mean that it constituted an incitement to violence, armed resistance or an uprising (loc. cit., par. 50). In the present case the Court takes into account the fact that some of Ilinden's declarations apparently included an element of exaggeration as they sought to attract attention'
    (Zie noot 69* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 23.).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    '102. In zijn uitspraak in de zaak Incal tegen Turkije vond het Hof dat het enkele feit dat een boodschap uitgesproken tijdens een herdenkingsceremonie voor een groep mensen - wat de potentiële impact op de nationale veiligheid, publieke orde of territoriale integriteit al aanzienlijk beperkte - woorden bevatte zoals 'weerstand', 'strijd' en 'bevrijding', niet noodzakelijkerwijs betekende, dat het een aanzet was voor geweld, gewapend verzet of een opstand (loc. Cit. Par. 50). In de huidige zaak houdt het Hof rekening met het feit dat sommige van Ilinden's verklaringen blijkbaar een element van overdrijving bevatten, waarmee men de aandacht wilde trekken.'

    '103. In the Court's opinion, there is no indication that the applicant association's meetings were likely to become a platform for the propagation of violence and rejection of democracy with a potential damaging impact that warranted their prohibition. Any isolated incident could adequately be dealt with through the prosecution of those responsible'
    (Zie noot 70* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 23.).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    '103. Naar de mening van het Hof is er geen indicatie, dat de bijeenkomsten van de vereniging van de eiser waarschijnlijk een platform zouden worden voor de verspreiding van geweld en verwerping van democratie met een mogelijk beschadigende impact, die hun verbod zou rechtvaardigen. Met elk geïsoleerd incident zou adequaat kunnen worden omgegaan door vervolging in te stellen tegen diegenen, die daarvoor verantwoordelijk waren.'

    Over uitspraken, die beledigend waren voor het publiek zei het Hof:

    '107. However, if every probability of tension and heated exchange between opposing groups during a assembly were to warrant its prohibition, society would be faced with being deprived of the opportunity of hearing different views on any question which offends the sensivity of the majority opinion. The fact, that what was at issue touched on national symbols and national identity cannot be seen in itself - contrary to the Government's vie - as calling for a wider margin of appreciation to be left to the authorities'
    (Zie noot 71* Stankov arrest (2001). EHRM 2 oktober 2001. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 2001, blz. 24.).

    Oftewel vertaald geeft dit,

    '107. Echter, als elke waarschijnlijkheid van spanning en verhitte uitwisseling tussen tegenstanders tijdens een bijeenkomst een verbod zou rechtvaardigen, dan zou de gemeenschap worden beroofd van de gelegenheid om verschillende visies te horen over elke kwestie, die op een gevoelig punt de opvatting van de meerderheid beledigt. Het feit, dat het onderwerp de nationale symbolen raakte en de nationale identeit kan op zich - in tegenstelling met de opvatting van de regering - niet worden gezien als een oproep om een grotere beoordelingsvrijheid toe te kennen aan de autoriteiten.'

    Het Hof concludeerde in deze zaak met zes tegen een stemmen, dat artikel 11 EVRM was geschonden.

    ***

    Go to previous Epage ... Go to next Epage
  • Go to Inhoudsopgave: Moord op de vrijheid van het oervolk

  • WEBpublication BOOK WART0222 / EPAGE 47 of 103


    Home Podium Politiek Religie Hindoeisme Islam Suriname India Liefde Jongeren
    Literair Poezie Zeepkist Gastenboek Links Disclaimer Contact

    Kritisch Podium Dewanand

    Literair
    Alle rechten voorbehouden; All rights reserved
    Offercode: WART0222
    Copyright @ Mr. drs. J.J. v.d. Gulik 2007