|
Home
Podium
Politiek
Religie
Hindoeisme
Islam
Suriname
India
Liefde
Jongeren
Literair
Poezie
Zeepkist
Gastenboek
Links
Disclaimer
Contact
Kritisch Podium DewanandPodium
Was Adolf Hitler links? (ook duitse versie)
Marcel Roele
Offeraar Marcel Roele
Offercode wfor0321
Offerdatum 19-07-2005
Was Hitler links?
Door Marcel Roele, publicatiedatum: 19-07-2005
Stel er wordt een politieke partij opgericht die zichzelf
socialistisch noemt en in haar programma heeft staan dat de staat de plicht
heeft ervoor te zorgen dat alle burgers in hun levensonderhoud kunnen
voorzien of door de staat worden onderhouden. In andere programmapunten
belooft de partij: uitbreiding van sociale voorzieningen; goede gezondheidszorg
en dito onderwijs die toegankelijk zijn voor iedereen; onteigening van
grond ter voorkoming dat particulieren ermee speculeren; nationalisatie
van bedrijven die een monopolie hebben en winstdeling bij grote bedrijven.
Dertien jaar later komt de partij aan de macht. Ze heeft haar ideologische
veren niet afgeschud; het programma is al die tijd onveranderd gebleven
en wordt voortvarend uitgevoerd. Een echte linkse partij, zou je toch
zeggen. Maar omdat het nu toevallig de Nationalsozialistische Deutsche
Arbeiterpartei (NSDAP) betreft, beschouwt bijna iedereen die partij en
haar leider, Adolf Hitler, als heel erg rechts.
Er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor het rechtse imago dat
aan Hitler kleeft. Stalin was zijn grote rivaal in de wedkamp der dictators.
Stalin was links, dus gelooft iemand die onbekend is met Hitlers ideologische
achtergrond en politiek al snel dat Hitler dan wel rechts zal zijn geweest.
Zowel fatsoenlijke sociaal-democraten als neostalinisten hebben er belang
bij om Hitler als rechts af te schilderen. Voor de sociaal-democraten
geldt dat hun sociaal-economische politiek gênant veel op die van
Hitler lijkt. Anders dan Stalin wilde Hitler niet een almachtige staat
die alle productiemiddelen bezit, maar wel een bemoeizuchtige staat, die
voor de mensen zorgt en bepaalt wat goed voor hen is. Veel keurig nette
naoorlogse politici wilden net als de NSDAP een geleide loonpolitiek,
hoge overheidsuitgaven, nationalisaties, een verzorgingsstaat en een bedillerige
Moeder Overheid. Maar ze verzwegen zoveel mogelijk de overeenkomsten tussen
hun beleid en dat in het vooroorlogse Duitsland. Hitler mocht niets gemeen
hebben met hedendaagse politici. Hij was immers de duivel in eigen persoon.
Hij verdiende die reputatie doordat hij de Tweede Wereldoorlog was begonnen
en zes miljoen joden had laten vermoorden. Dat is heel slecht en het is
dan ook geen wonder dat de sociaal-democraten Hitler liever niet als links
geafficheerd wilden zien.
Hitler had ook iets gemeen met de niet-democratische communisten en socialisten
- namelijk dat er steevast heel wat doden vallen na hun machtsovernames.
Het overgrote merendeel van de massamoorden in de twintigste eeuw staat
op naam van regimes die zichzelf communistisch, socialistisch of nationaal-socialistisch
noemden. Sociaal-democraten konden zich daar effectief van distantiëren
omdat ze de individuele vrijheid en onschendbaarheid van lijf en goed
respecteerden. Dat geldt niet voor westerse communisten en socialisten.
Zij probeerden desalniettemin hun handen in onschuld te wassen. Bijvoorbeeld
door de massamoorden in uithoeken van de wereld door communistische en
socialistische regimes te ontkennen. Met een redelijke mate van succes.
Weliswaar heeft tegenwoordig bijna iedereen gehoord van de slachtingen
in de Sovjet-Unie, China en Cambodja. Maar het is minder bekend dat de
communistische Polen in de jaren na de Tweede Wereldoorlog anderhalf miljoen
burgers vermoordden - hoofdzakelijk apolitieke leden van de Duitse etnische
minderheid, maar ook Poolse tegenstanders van de socialistische heilstaat.
In communistisch Vietnam (destijds zo geïdealiseerd door links) werden
ook anderhalf miljoen mensen door hun regering vermoord. En Tito liet
in Joegoslavië ruim een miljoen van zijn landgenoten ombrengen.
De massamoorden van Hitler waren dichtbij huis begaan en onder de slachtoffers
waren veel West-Europeanen. Er viel niet veel te ontkennen. Bovendien
konden toen Hitler in 1941 zijn bondgenootschap met Stalin verbrak de
communisten zich afficheren als antipode van Hitler. Een ideale gelegenheid
om Hitler te herdefiniëren als rechts. Het risico dat je daarbij
door de mand valt, is te verkleinen door het woord socialist in verband
met Hitler te vermijden. Vandaar dat hedendaags links Hitler een nazi
noemt (afkorting van nationaal-socialist, waarin je nauwelijks nog het
socialisme herkent) of zelfs een fascist. Hitler was geen fascist. De
Argentijn Peron en de Italiaan Mussolini wel. Fascisten waren veel gematigder
(en minder links) dan Hitler en zijn niet met historische schande beladen.
Vandaar dat er wel een adorerende musical is gemaakt over Evita Peron
en haar echtgenoot, maar niet over Eva Braun en haar Adolf. Alessandra
Mussolini, kleindochter van de Duce, is een gerespecteerd lid van het
Italiaanse parlement en de neofascist Gianfranco Fini (die ruzie kreeg
met Alessandra omdat hij het waagde een kritische opmerking over haar
opa te maken) is vice-premier.
Nazi's zijn niet zo salonfähig. Toch blijkt in de praktijk dat de
Nederlandse naoorlogse politici nogal gecharmeerd waren van de sociaal-economische
politiek die de Duitse bezetters hier vanaf 1940 introduceerden. Zo bleef
na de bevrijding het door de nazi's ingestelde College van Rijksbemiddelaars
bestaan dat grote bevoegdheden had lonen en andere arbeidsvoorwaarden
te bepalen. De nazi's hebben ook de ontslagvergunning ingevoerd; werkgevers
kunnen niet zomaar mensen op straat zetten. Verder besliste de naoorlogse
overheid over de hoogte van huren, pachten en dividenden volgens door
de nationaal-socialisten geïntroduceerde regelgeving. De naoorlogse
gezondheidszorg was gebaseerd op het Ziekenfondsbesluit uit 1941. De contacten
tussen bedrijven onderling, tussen bedrijfsleven en overheid en praktische
zaken zoals grondstoffendistributie werden geregeld door de Organisatie
Woltersom - alweer een uitvinding van de nazi's - een overheidsorgaan
waarin werkgevers waren verenigd. Die organisatie werd in 1955 opgeheven.
Inmiddels bouwde men ijverig aan een verzorgingsstaat naar Duits model.
De Duitse verzorgingsstaat dateert overigens van voor Hitlers geboorte
(in 1889). Op 17 november 1881 presenteerde keizer Wilhelm I de 'Kaiserliche
Sozialbotschaft' - bedacht en geschreven door de hoge ambtenaar Robert
Bosse en goedgekeurd door de almachtige rijkskanselier Otto von Bismarck.
Tot dat moment boden staten in het beste geval burgers volop gelegenheid
om voor zichzelf te zorgen; nu trok voor het eerst de staat de zorgtaak
naar zich toe. Er werden allerlei collectieve verzekeringen geïntroduceerd:
in 1882 een ziektekostenverzekering; in 1884 een ongevallenverzekering
en in 1889 een ouderdoms- en invaliditeitsverzekering. In eerste instantie
waren die verplichte verzekeringen alleen bedoeld voor fabrieksarbeiders,
maar later werden steeds meer beroepsgroepen erbij betrokken: boerenknechten,
bosbouwers, huishoudelijk personeel enzovoort. In de Weimarrepubliek (1919-1933)
werd de verzorgingsstaat verder uitgebouwd, bijvoorbeeld met de introductie
van de achturige werkdag en een werkloosheidsverzekering (in 1927). Tegelijkertijd
bleek de verzorgingsstaat tijdens economische crises onbetaalbaar - bijvoorbeeld
toen de hyperinflatie van 1923 de prijs van een brood in 4 maanden van
100 duizend mark tot 20 miljoen mark deed stijgen of toen na de beurskrach
van 1929 het aantal werklozen snel toenam, tot zes miljoen in 1932 (bijna
een derde van de beroepsbevolking). Bijkomend probleem na 1929 was dat
vakbonden en werkgevers het maar niet eens konden worden over arbeidsvoorwaarden.
In 1933 kreeg de NSDAP (inmiddels de grootste partij van het land) voor
het eerst regeringsmacht.
De leider van de NSDAP was een allochtoon; maar wel eentje die behoorlijk
was ingeburgerd. De Oostenrijker Adolf Hitler was in 1912 naar het Duitse
München uitgeweken, omdat hij per se niet in het Oostenrijks-Hongaarse
leger wilde dienen. Hij vond de dubbelmonarchie een "Rassenbabylon"
en was voorstander van de aansluiting van Oostenrijk bij het Duitse Rijk.
Uiteindelijk slaagde hij erin zich af te laten keuren voor militaire dienst
in zijn vaderland. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, meldde hij zich
als vrijwilliger voor het Duitse leger en bewoog hemel en aarde om in
een Beiers regiment te mogen dienen; hij schreef zelfs naar de Beierse
koning Ludwig III. Het mocht en aan het westers front in Vlaanderen maakte
hij zich zeer verdienstelijk. Hij begaf zich 48 keer direct in de vuurlinie
en verdiende daarmee achtereenvolgens het IJzeren Kruis Tweede en Eerste
klasse. Hitler werd aan zijn been gewond en schreef vanuit het hospitaal
een dringend verzoek aan zijn superieuren om hem zo snel mogelijk weer
naar het front te sturen. In oktober 1918 was hij tijdelijk blind door
een aanval met gifgas en moest enkele weken revalideren. Toen hij uit
het ziekenhuis kwam, was de oorlog afgelopen. Enkele maanden later vroeg
een nationalistische officier (vermoedelijk Ernst Rohm) hem eens poolshoogte
te nemen bij de Deutsche Arbeiterpartei, die zojuist was opgericht door
de journalist Karl Harrer en de metaalarbeider Anton Drexler. Hitler ergerde
zich groen en geel aan het vergadercultuurtje dat hij aantrof, maar hij
herkende geestverwanten en nam zich voor de zaak op de rails te zetten
(waarbij hij op de achtergrond veel hulp zou krijgen van Rohm en zijn
mentor Dietrich Eckart). In 1919 werd Hitler lid en meteen chef propaganda.
In 1920 werd de naam van de partij veranderd in NSDAP en schreef Hitler
met Drexler een kort partijprogramma van 25 punten. In 1921 werd Hitler
partijleider met uitgebreide volmachten.
Het partijprogramma van de NSDAP richtte zich duidelijk op de zwakste
en meest kwetsbare groepen in de samenleving. Zo beloofde het een verbod
op kinderarbeid en betere oudedagsvoorzieningen. De NSDAP had niet alleen
leuke dingen voor de arbeiders in petto, maar ook voor keuterboertjes
en pachters (landhervormingen) en voor kleine middenstanders (aanpak van
de grote warenhuizen). Daarnaast was er natuurlijk het nationalistische
element. De vredesregeling van Versailles (waarin Duitsland grondgebied
dat rijk was aan delfstoffen had moeten afstaan, tot herstelbetalingen
aan de tegenstanders uit de Eerste Wereldoorlog werd gedwongen en er geen
leger van betekenis meer op na mocht houden) moest worden herroepen. Duitsland
zou weer net als iedere andere Europese mogendheid koloniën mogen
hebben. Op basis van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren diende een
Groot-Duitsland te worden gevormd. Er moest een stop komen op immigratie
van niet-Duitsers. Alleen een volksgenoot van Duitsen bloed kon staatsburger
zijn. Joden werden expliciet van het staatsburgerschap uitgesloten. Wie
geen staatsburger is, zou onder het vreemdelingenrecht vallen en te gast
zijn in het land. Als het land niet alle inwoners kan voeden, zouden de
gasten moeten vertrekken.
Het is een wijdverbreid misverstand dat de NSDAP de steun had van veel
grote ondernemers. Hitler was een tegenstander van vrijhandel. Hij wilde
een autarkisch Duitsland dat zowel op het gebied van de dagelijkse levensmiddelen
en consumptiegoederen als de zware industrie onafhankelijk was van het
buitenland. Dus hadden alle bedrijven die hun geld verdienden met im-
of export weinig goeds te verwachten van de NSDAP. Verder kondigde Hitler
een jaar voor hij aan de macht kwam alvast de hoofdlijnen van zijn eerste
vierjarenplan aan en de meeste ondernemers gruwden van zijn staatsdirigisme.
Dat lag anders voor bedrijven die (terecht) meenden onder een nazistisch
bewind grote staatsopdrachten tegemoet te kunnen zien - in het kader van
infrastructurele werken en herbewapening. Zo zouden in 1937 de bouw tachtig
procent en de industrie vijftig procent van hun omzet halen uit opdrachten
van de staat.
Een ander wijdverbreid misverstand is dat er weliswaar linkse elementen
zaten in de NSDAP, zoals Gregor Strasser en Ernst Rohm, maar dat het al
snel afgelopen was met links in de NSDAP. Na de Nacht van de lange messen
in 1934, toen Hitler hen wegens vermeend verraad uit de weg had laten
ruimen, zou het nazi-regime toch echt alleen maar rechts zijn geweest.
De praktijk van Hitlers politiek toont echter anders aan.
Duitsland werd een planeconomie waarin de staat de lonen en prijzen bepaalde.
De werkgevers hadden letterlijk de minister van economische zaken als
hoogste baas. De staat dwong vanaf juli 1933 bedrijven om samen te werken
in kartels in plaats van te concurreren. Het kartel bepaalde de hoogte
van de prijzen, investeringen enzovoort in overeenstemming met instructies
van bovenaf. De minister van landbouw was de baas van de boerenorganisatie
en bepaalde wat boeren verbouwden; zo moest bijvoorbeeld de productie
van suikerbieten omhoog.
De overheid liet de bankbiljettenpers draaien en werkte met staatsopdrachten
de werkloosheid weg. In Berlijn werden het Olympisch Stadion en de Rijkskanselarij
gebouwd. In vier jaar tijd liet de staat meer dan tweeduizend kilometer
snelweg aanleggen. In 1937 werden de Reichswerke Hermann Goring opgericht;
het staatsstaalconcern dat het grootste van Europa zou worden. In hetzelfde
jaar begon op door de staat geconfisceerd grootgrondbezit de bouw van
de 'Kraft durch Freude' autofabriek, plus een dorp voor de werknemers.
De autofabriek werd de grootste van Europa en was oorspronkelijk bedoeld
om een miljoen Volkswagens per jaar te produceren - elke arbeider zou
voor minder dan duizend mark een kever krijgen. De Volkswagen was, in
opdracht en volgens specificaties van de staat (Hitler had zich er zelfs
persoonlijk mee bemoeid) door Ferdinand Porsche ontworpen. Omdat de oorlog
was uitgebroken toen de staatsautofabriek klaar was, werden er militaire
voertuigen geproduceerd en slechts een paar honderd Volkswagens voor partijfunctionarissen.
De verzorgingsstaat werd geconsolideerd en iets uitgebreid. Om te stimuleren
dat kinderen middelbaar onderwijs voltooiden alvorens de arbeidsmarkt
op te gaan, werden kinderbijslag en wezenuitkering tot het achttiende
jaar uitbetaald. De oudedagsvoorziening werd verbeterd, in de vorm van
een verplichte verzekering voor een lijfrente. Verder werden er allerlei
maatregelen genomen om te komen tot "een Duitsland zonder klassen
of kasten," zoals Hitler in 1934 verkondigde. In dat verband was
de instelling van de arbeidsdienst in 1935 heel belangrijk. Zoals Mao
in de jaren zestig en zeventig de studentjes op het platteland liet zwoegen
om het boerenleven te leren kennen, moest de arbeidsdienst standsverschillen
in Duitsland wegnemen. Iedere jongeman tussen de 18 en 25 moest verplicht
een half jaartje in arbeidsdienst; voor jonge vrouwen was de arbeidsdienst
tot 1939 nog vrijwillig. De jongelui maakten voor een loon dat nauwelijks
boven uitkeringsniveau lag moerassen droog en woeste gronden rijp voor
de ploeg. Konstantin Hierl, leider van de arbeidsdienst, meende: "Er
is geen betere manier om de sociale kloof, de klassenhaat en de klassenhoogmoed
te overwinnen dan als de zoon van de fabrieksdirecteur en de jonge fabrieksarbeider
in hetzelfde uniform hun eredienst verrichten voor volk en vaderland."
Nivellering en sociale mobiliteit waren belangrijk voor de nationaal-socialisten.
In de Weimarrepubliek was hoger onderwijs een privilege voor de oude elite
geweest. Hitler liet staatsscholen stichten waar in zijn woorden "herkomst,
titel, stand en vermogen" geen rol speelden en die de kans boden
dat "ook de armste jongen tot iedere positie kan opklimmen als hij
de kwaliteiten daarvoor in zich heeft." In 1938 kwam er ook een soort
colloquium doctum: wie niet de vereiste diploma's bezat, doorgaans omdat
nederige afkomst een studie aan een hogere burgerschool onmogelijk had
gemaakt, kon toch met een beurs een universitaire studie volgen. De partij,
de Hitlerjugend en de Bund Deutscher Mädel boden ook volop mogelijkheden
voor mensen uit de arbeidersklasse en lagere middenklasse om hun sociale
positie te verbeteren. Voor de machtsovername werd het officierskorps
van het leger gerekruteerd uit kringen van de Pruisische elite; Hitler
gooide de deur open voor de lagere sociale klassen. Er werden in het leger
ook uitgebreide scholingsmogelijkheden gecreëerd zodat militairen
de kwalificaties voor promotie of een goede baan in de burgermaatschappij
konden verwerven.
Hitler was niet zomaar links; hij was zelfs groenlinks. Meteen in 1933
werd vivisectie verboden en in 1934 de vossenjacht. Goring sprak over
"de martelingen en het onverdraaglijke lijden in experimenten met
dieren" en liet weten dat "degenen die nog steeds denken dat
zij dieren kunnen behandelen als een gebruiksvoorwerp dat zij bezitten"
naar een concentratiekamp zullen worden gestuurd. De nazi's waren actieve
natuurbeschermers en richtten diverse Nationale Parken op. Hitler was
natuur- en dierenliefhebber, vegetariër, sinds de aanvang van zijn
politieke carrière niet-roker (daarvoor rookte hij twee pakjes
per dag), geheelonthouder en aanhanger van de homeopathie. Zijn regering
voerde campagnes voor het eten van volkorenbrood, streekproducten en groenten
en fruit van het seizoen. De nazi's ondersteunden ook de biologisch-dynamische
landbouw en de SS-leider Himmler bezat een eco-boerderij.
De staat stimuleerde de burgers om gezond te leven en alert te zijn op
ziekten. Mobiele rontgenapparaten werden naar bedrijven, universiteiten
en openbare bijeenkomsten gereden zodat alle aanwezigen zich konden laten
controleren op longziekten. Vrouwen werden geïnstrueerd hoe ze hun
borsten konden onderzoeken op verdachte knobbeltjes. Zwangere vrouwen
en zogende moeders werden in voorlichtingscampagnes ontraden te roken
of alcohol te drinken. In de overheidsvoorlichting werd er verder op gewezen
dat roken longkanker en hart- en vaatziekten veroorzaakt (hierin waren
de nazi's de Nederlandse overheid tientallen jaren vooruit). Er werden
beperkingen opgelegd aan de reclames van de tabaksindustrie. Voor de nazi-tijd
werd roken vaak afgebeeld als stoer of sexy; de nazi's verboden iedere
verwijzing naar sportiviteit of seksualiteit in tabaksreclames. In gebouwen
die eigendom waren van de NSDAP mocht niet worden gerookt, evenmin in
de wachtkamers van overheidsdiensten. Verder werd er druk uitgeoefend
op scholen, universiteiten en ziekenhuizen om het roken te verbieden.
De nazi's vonden ook dat de genetische kwaliteit van het nageslacht niet
alleen een zaak is van de ouders, maar dat de staat zich ermee mag bemoeien.
Om iedereen een eerlijke kans op een gezonde geest in een gezond lichaam
te bieden, dient de staat het risico te verminderen dat mensen met geestelijke
of lichamelijke afwijkingen ter wereld komen. Destijds werd het standpunt
dat de staat een taak heeft op het gebied van eugenetica (genetische verbetering)
algemeen gedeeld in linkse kringen. Tot de voorstanders van staatseugenetica
behoorden bekende linkse intellectuelen, zoals de statisticus en Quaker
Karl Pearson, de econoom John Maynard Keynes, de schrijvers George Bernard
Shaw en Herbert G. Wells, de bioloog Julian Huxley, de geneticus John
B.S. Haldane, de Labour-minister en oprichter van de utopistisch-socialistische
Fabian Society, Sidney Webb en in Nederland de seksuele hervormer Jan
Rutgers, de feministe Aletta Jacobs en het SDAP-kopstuk Floor Wibaut.
Op 14 juli 1933 werd in Duitsland de Gesetz zur Verhütung erbkranken
Nachwuchses aangenomen. Het wetsontwerp was afkomstig van de nationaal-socialistische
partij, maar soortgelijke plannen waren tussen 1925 en 1932 door de Duitse
sociaal-democraten opgesteld. Vrijwel identieke wetten waren al aangenomen
of werden rond die tijd aangenomen in traditioneel sociaal-democratische
landen zoals Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland en IJsland. De Duitse
eugeneticawet stelde artsen en advocaten in de gelegenheid om de rechter
te vragen opdracht te geven om een lijder aan erfelijke zwakzinnigheid,
schizofrenie, epilepsie, ernstige manische depressiviteit, ernstige lichamelijke
misvormingen, de ziekte van Huntington of erfelijke vormen van alcoholisme,
doofheid of blindheid te laten steriliseren. Als de patiënt of zijn
wettelijke vertegenwoordiger het oneens was met de beslissing van de rechter,
kon hij in hoger beroep. Deskundigen gaven op de rechtszitting hun oordeel
over de erfelijkheid van de kwaal en de mate waarin lijders een last zijn
voor de samenleving. Wie echt niet onder het mes wilde, kreeg het aanbod
om zich in een gesloten inrichting te laten opnemen waar heteroseksuele
copulaties voor patiënten uit den boze waren.
De nazi's bemoeiden zich actief met de kunsten. Terwijl hedendaagse sociaal-democraten
subsidiëren wat ze mooi of interessant vinden, verbood Hitler simpelweg
alles wat hem niet beviel. Hierin leek hij op Stalin en zij hadden niet
toevallig ook nog dezelfde smaak. Wat in nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie
overbleef, was een sociaal-realistische literatuur en beeldende kunst
die het nobele van de arbeider, boer en soldaat verheerlijkten en een
wat bombastische architectuur die de grootsheid van de volksbeweging en
de almacht van de staat benadrukte. Hedendaagse democratische linkse politici
kiezen natuurlijk ook voor kunst die hun politieke ideeën propageert,
maar daarnaast appreciëren zij uitheemse invloeden en een beetje
brutaliteit in de kunst. Daar hoefde je bij linkse dictators zoals Stalin,
Hitler en Mao niet mee aan te komen.
De modernistische houding van democratisch links op artistiek gebied
is overigens langzaam gegroeid. Zo deden de jongeren van de Arbeiders
Jeugd Centrale, van 1918 tot 1958 de jeugdbeweging van de SDAP (de latere
PvdA) en de NVV (de latere FNV), aan volksdansen; ze behoorden natuurlijk
niet op de decadente Amerikaanse muziek te dansen. Socialistische kranten
zoals Het Vrije Volk en Het Parool waren ook niet erg gediend van de bezoeken
van de zwarte Amerikaanse jazzmusicus Lionel Hampton aan Nederland tussen
1953 en 1956. De angst voor zedelijk verval overheerste - niet alleen
bij de socialisten maar ook bij de confessionelen. De (rechtse) liberale
burgerij was het minst bang voor nieuwlichterij.
Op het gebied van de emancipatie van vrouwen en homo's huldigde Hitler
soortgelijke standpunten als fundamentalistische christenen, joden en
moslims. Volgens de nationaal-socialistische ideologie hoorde de vrouw
in het kraambed en achter het aanrecht thuis, hoewel in de praktijk de
soep minder heet werd gegeten dan zij werd opgediend. Zo nam het aantal
vrouwen werkzaam in de industrie tussen 1933 en 1938 met vijftig procent
toe. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 zag je overal
vrouwen 'mannenwerk' doen, omdat het manvolk naar het front werd gestuurd.
De antiburgerlijke vleugel van de nazi's (sterk vertegenwoordigd in de
SS) wilde dat buitenechtelijke kinderen dezelfde wettelijke status zouden
krijgen als kinderen die binnen het huwelijk werden geboren. De kerken
en de behoudende vleugel van de NSDAP waren hier sterk op tegen en bij
wijze van compromis werden juridische obstakels voor het verkrijgen van
een echtscheiding opgeruimd.
De houding van Hitler tegenover homoseksuelen was merkwaardig. Dietrich
Eckart (aan wie Hitler Mein Kampf opdroeg) was zeer openlijk homoseksueel,
evenals Ernst Rohm. Over Rudolf Hess (Hitlers rechterhand tot 1941) gingen
sterke geruchten dat hij homoseksueel was (over Hitler zelf gingen trouwens
ook dergelijke geruchten). Desalniettemin gedroeg het nazi-regime zich
met het verstrijken der jaren steeds vijandiger tegenover homo's. Het
oude wetsartikel dat homoseksuele handelingen strafbaar stelde, werd afgestoft.
Wie werd veroordeeld, moest in therapie. Hopeloze gevallen bij wie therapie
niet bleek te werken, werden naar het concentratiekamp gestuurd. Daar
kwamen uiteindelijk enkele duizenden homo's om het leven.
Nazi's hadden totaal geen scrupules wanneer het ging om het doden van
mensen - iets waarin de nationaal-socialisten zich duidelijk onderscheidden
van de sociaal-democraten. De sociaal-democraten staan op het gebied van
de rechten van individuele burgers dichter bij de liberalen; en de nazi's
bij de communisten. Geen wonder dat Hitler in 1934 verklaarde: "De
verschillen tussen ons en de bolsjewisten zijn kleiner dan de overeenkomsten.
Bovenal hebben wij een waarlijk revolutionair gevoel gemeen. Hiermee rekening
houdend, heb ik verordonneerd dat voormalige communisten ogenblikkelijk
als lid van de nationaal-socialistische partij geaccepteerd dienen te
worden. De kleinburgerlijke sociaal-democraat en de vakbondsbaas zullen
nooit een echte nazi worden, maar een communist altijd."
Dat 'waarlijk revolutionair gevoel' uit zich vaak in genocide. Op de
ranglijst van de meest moorddadige régimes (samengesteld door Rudolph
Rummel, emeritus hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Hawaï)
staan de nationaal-socialisten derde met krap 21 miljoen doden. Zij moeten
slechts communistisch China (35 miljoen doden) en de Sovjet Unie (62 miljoen
doden) voor zich dulden. Relatief (als we het aantal doden afzetten tegen
het aantal mensen dat het régime in zijn macht had) waren de Rode
Khmer (Cambodja) de nummer 1 met 2 miljoen slachtoffers. Zowel communisten
als nationaal-socialisten vonden het vanzelfsprekend dat individuen die
met hun gedrag 'het algemeen belang' schaadden, werden geëlimineerd.
Ook waren collectieve straffen gebruikelijk (vaak met de dood) van groepen
die ervan verdacht werden het régime te saboteren. Zo veranderde
Stalin in 1932 en 1933 het platteland van de 'ongehoorzame' westelijke
Oekraïne in één groot concentratiekamp (compleet met
streefcijfers voor het aantal doden) waar de plaatselijke bevolking dwangarbeid
verrichtte voor te weinig voedsel en dagelijks willekeurige executies
plaatsvonden. Zeven miljoen Oekraïners kwamen hierbij om het leven.
Wat betreft de joden maakte Stalin een merkwaardige ontwikkeling door.
In de beginjaren van het Sovjetregime waren de meeste kopstukken van de
communistische partij joods (bijvoorbeeld Trotski, Kamenev, Zinovjev,
Boekharin, Jagoda en Radek). Stalin was zonder hulp van zijn joodse kameraden
nooit aan de macht gekomen. Hij liet het merendeel van zijn oude kameraden
eind jaren dertig executeren en werd met het vorderen der jaren steeds
anti-semitischer. Vanaf 1948 was het discrimineren van joden overheidsbeleid
geworden. Stalin liet ook 'lastige' minderheden zoals Tsjetsjenen, Balkaren,
Karatsjajers, Ingoesjeten, Turken-Mescheten en Krim-Tataren massaal deporteren
naar de steppe van Centraal-Azië, wat flink wat slachtoffers kostte.
Maar tot een systematische poging om bepaalde etnische groepen uit te
roeien, zoals Hitler vanaf begin 1942 met de joden en zigeuners probeerde,
is het in communistische landen niet gekomen. Overigens ook niet in de
landen die een fascistisch régime hadden (Italië onder Mussolini,
Argentinië onder Peron en Taiwan onder Tsjang Kai-sjek). Mussolini's
beweging had in de beginjaren een aantal joden op prominente posten. De
joodse journaliste Margherita Sarfatti was van 1913 tot 1936 Mussolini's
minnares. Net als Mussolini maakte ze de overstap van socialisme naar
fascisme. Zij hielp hem met de planning van de Mars op Rome in 1922, schreef
zijn biografie in 1925 en diende regelmatig als speechwriter of ghostwriter
van zijn artikelen. In 1938 nam Mussolini een paar antisemitische wetten
aan om Hitler een plezier te doen, maar de Italiaanse joden hoefden geen
moment voor hun hachje te vrezen.
De ideologische wortels van zowel de nationaal-socialisten als van de
fascisten liggen in het marxisme. De Franse revolutionaire ideoloog Georges
Sorel vond dat je het marxisme niet moest presenteren als een theorie
met wetenschappelijke pretenties maar als een antirationalistische mythe
waar best een flinke scheut patriottisme bij mag - zo krijg je de arbeidersklasse
het beste op de been. Hij inspireerde zowel Lenin als Mussolini. Tot grote
vreugde van Lenin werd Mussolini in 1913 bestuurslid van de Italiaanse
socialistische partij en hoofdredacteur van haar blad. In 1914 werd hij
echter uit de partij geschopt omdat hij voorstander van Italiaanse deelname
(als tegenstander van Duitsland) aan de Eerste Wereldoorlog was. Na de
oorlog richtte hij een beweging op die socialisme combineerde met nationalisme.
De naam fascisme is afgeleid van de fasces, een samengebonden roede van
berkenhout met een bijl die in de tijd van het Romeinse Rijk symbool was
van 'eendracht maakt macht.'
In 1922 kwamen de fascisten aan de macht. De beroemde Duitse socioloog
Robert Michels (die de Duitse sociaal-democratische partij had verlaten
omdat hij haar niet links genoeg vond) kreeg van Mussolini een leerstoel
aangeboden om het economisch beleid van de fascisten uit te werken. De
Belgische socialistische socioloog Hendrik de Man, auteur van het Plan
de Man (waarin een zelfde aanpak van de werkloosheid werd aanbevolen als
ook Hitler voorstond) en die vanaf 1935 als minister ook uitvoerder van
dat plan was, bekeerde zich in de loop van de jaren dertig eerst tot het
fascisme en toen tot het nationaal-socialisme. Vooraanstaande linkse intellectuelen
uit die tijd, zoals de schrijver George Bernard Shaw en de schilder en
schrijver Percy Wyndham Lewis, prezen Stalin, Mussolini en Hitler in één
adem.
Deze drie dictators waren alledrie links. Een essentieel onderdeel van
hun ideologie is de geleide economie, terwijl rechts principieel kiest
voor laissez faire. Stalin, Mussolini en Hitler wilden - als echte linkse
mensen - een uitgebreide verzorgingsstaat, terwijl rechts wil dat burgers
zelf verzekeringen tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid
afsluiten. Volgens de (nationaal-) socialistische ideologie waakt de staat
over de gezondheid van de burgers en is het bovendien een burgerplicht
om gezond te leven omdat men zich dan nuttiger kan maken voor de gemeenschap.
Rechts daarentegen vindt dat het een zaak van het individu is hoe 'ongezond'
hij wil leven. Links wil een grote staat met een uitgebreid takenpakket,
bijvoorbeeld bescherming van de natuur. Rechts vindt dat natuurliefhebbers
maar geld moeten betalen aan particuliere organisaties zoals Natuurmonumenten,
zodat die natuurreservaten kunnen kopen. Rechts ziet nauwelijks een rol
voor de overheid, behalve in de drie kerntaken: bescherming van vrijheid,
lijf en goed van de burgers. Laat dat nou precies overheidstaken zijn
waar Stalin, Mussolini en Hitler zich weinig aan gelegen lieten liggen.
Dat geldt echter ook voor rechtse dictators zoals Pinochet in Chili (1973-1990)
en het geldt niet voor sociaal-democraten. Dus geweld en onderdrukking
zijn niet per se links. Maar linkse dictators vervallen wel makkelijker
in massamoord dan hun rechtse collega's, omdat links gedreven wordt door
een hoog ideaal dat de staat een Nieuwe Mens moet creëren - en daar
moet men soms (mensen)offers voor brengen.
Kenmerkend voor links is ook dat men wil terugkeren naar een natuurzuivere
levenswijze. Volkert van der Graaf zou een man naar Hitlers hart zijn
geweest. Daarnaast hechtte Hitler aan family values en een traditionele
rolverdeling tussen man en vrouw. Men kan dit conservatisme rechts noemen,
hoewel natuurlijk de rechtse liberalen op dit gebied juist progressief
zijn.
Nationalisme kon men traditioneel zowel bij links als rechts aantreffen,
waarbij rechts voorstander was van vrijhandel en globalisering (dus van
vreedzame competitie tussen naties) terwijl communisten liefst met geweld
aan andere landen het eigen systeem opdrongen. Karl Marx was een virulente
antisemiet (hoewel zelf van joodse afkomst) en zijn kompaan Friedrich
Engels wilde de Duitse macht over Elzas-Lotharingen, Nederland en België
herstellen. Hitler had het niet van een vreemde.
Racisme en nationalisme treft men ook bij modernere linkse kopstukken
aan. Ulrike Meinhof van de Rote Armee Fraktion (RAF) schreef in de jaren
zeventig "antisemitisme is eigenlijk haat tegen het kapitalisme."
De enige volkerenmoord in Europa na de val van de Berlijnse Muur werd
gepleegd op instigatie van Milosevic, die soepeltjes van een socialist
in een nationaal-socialist veranderde. De kloof tussen socialisten en
nationaal-socialisten blijft klein. In 2000 sloot Horst Mahler, medeoprichter
van de RAF zich aan bij de nationaal-socialistische Nationaldemokratische
Partei Deutschlands (NPD). NPD-voorzitter Udo Voigt verklaarde november
2004 in het Duitse ef-Magazine dat de NPD strijdt om "het liberaalkapitalistische
systeem het huichelachtige masker van het gezicht te rukken." Hij
sprak zich uit tegen "de asociale, globalistische economische politiek
van Duitsland." De NPD gaat prat op haar goede contacten met de enig
overgebleven stalinistische staat, Noord-Korea, en heeft haar aanhang
vooral in de voormalige DDR, waar velen terug verlangen naar het socialisme.
Neonazi's verwerpen het decadente, materialistische, individualistische
Westen. Communisten en socialisten denken daar precies hetzelfde over.
Het enige verschil tussen neonazi's en hedendaagse westerse communisten
en socialisten is dat westers-links tegenwoordig afkerig is van nationalisme
en racisme (dat geldt weer niet voor links in de voormalige Sovjet-Unie).
Westerse communisten zien bij het ondermijnen van het kapitalisme een
belangrijke rol weggelegd voor de allochtone onderklasse, terwijl de neonazi's
exclusief de frustraties van de autochtone onderklasse aanwakkeren.
Wij hebben nog geen Nederlandse NPD, dus als Hitler nog leefde en een
Nederlandse stemwijzer zou invullen, kreeg hij waarschijnlijk het advies
om voor de Socialistische Partij te kiezen.
Marcel Roele (1961) is wetenschapsjournalist, sociobioloog
en politicoloog. Als free-lancer schrijft hij voor een heel scala aan
bladen, maar hij is vaste medewerker van HP/De Tijd.
Hieronder de Duitse versie van dit betoog, door Joachim Fest
War Adolf Hitler ein Linker ?
Die Diskussion um den politischen Standort des deutschen
Nationalsozialismus ist nie gründlich geführt worden. Klar ist
jedenfalls: Zeit seines Bestehens hatte er mehr mit dem Totalitarismus
Stalins gemein als mit dem Faschismus Mussolinis
von JOACHIM FEST
Manche guten Gründe sprechen dafür, dass der Nationalsozialismus
politisch eher auf die linke als auf die rechte Seite gehört. Jedenfalls
hatte er Zeit seines Bestehens mit dem Totalitarismus Stalins mehr gemein
als mit dem Faschismus Mussolinis. Im Italien der Zwanziger- und Dreißigerjahre
gab es immer noch die herkömmlichen Klassenunterschiede, während
Hitler, nicht anders als die Sozialisten aller Schattierungen, die soziale
Gleichschaltung vorantrieb. Auch hat er nach der so genannten Machtergreifung,
anders als manche Angehörigen der Oberklassen hofften, die 1918 verloren
gegangenen Vorrechte nicht wiederhergestellt. Stattdessen hat er den von
Marx herkommenden Begriff der klassenlosen Gesellschaft einfach durch
die Vokabel der "Volksgemeinschaft" ersetzt und den immer noch
Furcht erregend sozialistisch klingenden Begriff als eine Art ständiger
Verbrüderungsfeier verkauft. Eine wie tiefe und anhaltende Sehnsucht
der Deutschen er damit ansprach, geht nicht zuletzt daraus hervor, dass
die Öffentlichkeit des Landes sich noch immer im Konsens am besten
aufgehoben fühlt. Der nach festen Spielregeln ausgetragene Konflikt,
der zu den elementaren Voraussetzungen demokratischer Ordnungen zählt,
steht bei uns in keinem hohen Ansehen. Stattdessen huldigt alle Welt einer
Gleichheitsidee, zu deren Eigenart nicht nur gleiche Startbedingungen
gehören. Hierzulande will man auch, dass alle gleichzeitig im Ziel
einlaufen. Niemand soll den anderen übertreffen.
Bekanntlich hat Hitler keine Produktionsmittel verstaatlicht. Damit ist
für marxistischen Ideologen die Frage, ob Hitler samt seinem Programm
sozialistisch genannt werden könne, ein für allemal beantwortet.
Tatsächlich hatte Hitler einen weit klügeren Einfall. Er sozialisierte,
in eigenen Worten, "nicht die Betriebe, sondern den Menschen".
Auf diese Weise hat er politisch, wirtschaftlich und sozial viel bewunderte
Erfolge erzielt. Ein Wortführer des Kapitalismus im hergebrachten
Sinne war er jedenfalls nicht. Nicht ohne Grund sprach eines der populärsten
Schlagworte der Epoche von der "antikapitalistischen Sehnsucht",
die die Zeit erfülle. Und nicht zufällig stammte diese Formel
von einem der führenden Nationalsozialisten aus dem engsten Kreis
um Hitler, Gregor Strasser. Zweifellos jedenfalls empfand sich keiner
der SA-Leute, die unter der Hakenkreuzfahne durch Moabit oder Steglitz
marschierten, als Parteigänger irgendeiner "Reaktion".
Wie die Kolonnen der Linken auch, sahen sie sich als Vorhut grundlegender
gesellschaftlicher Veränderungen - auch sie wollten die Verhältnisse
zum Tanzen bringen. Mit ihnen ziehe, wie sie glaubten und sangen, die
neue Zeit. Als im Frühjahr 1933 ganze kommunistische Kampfformationen
geschlossen in die SA übertraten, wurde das von den roten Parteisoldaten
keineswegs als Bruch empfunden, und der Berliner Volkswitz, der diese
Einheiten als "Bulettenstürme" verhöhnte ("außen
braun, innen rot") deckt auf, wie nahe beieinander auch die Öffentlichkeit
die einen und die anderen wahrnahm. Man wechselte sozusagen nur den Anführer
und die Fahne, nicht einmal die Treffkneipe. Im Herzen blieb man Sozialist,
nur dass man von nun an auch noch national sein durfte, kein "Vaterlandsverräter"
der Komintern. Wer da nicht zum Mitmachen bereit gewesen wäre!
Noch viele weitere Gemeinsamkeiten zwischen Nationalsozialismus und Kommunismus
lassen sich anführen, auch tiefer reichende. Wie häufig haben
gerade die unversöhnlichsten Rivalen auf politischem Feld immer etwas
von feindlichen Zwillingen. Auch in diesem Falle verhielt es sich so.
Beide Epochengegner, die sich so erbittert bekämpften, träumten
den Traum vom "Neuen Menschen", der mit ihnen erst die Möglichkeit
erlange, sich auf Erden zu verwirklichen; beide machten sich, wenn auch
mit scheinbar gegensätzlichen Parolen, auf die Suche nach dem vor
Zeiten verlorenen Paradies. Und beide hassten mehr als alles andere die
bürgerliche Welt. Wer sich die Jubelschreie in Erinnerung ruft, mit
der führende Nationalsozialisten die Zerstörungen der deutschen
Städte im Bombenkrieg begrüßten, erhält einen Begriff
von der Radikalität ihres Hasses: Goebbels sprach von den "Gefängnismauern"
der bourgeoisen Welt, die jetzt endlich "in Klump geschlagen"
würden, und Robert Ley "atmete auf": Endlich sei es "vorbei
mit der Welt", die sie verabscheuten. Ein Echo solcher komplexen
Erfüllungsgefühle im Untergang des einen Regimes war auch im
Aufstieg des anderen vernehmbar: In den frühen Jahren der DDR, als
die Machthaber die Reste der bürgerlichen Welt syste-matisch bis
auf die innersten Strukturen zerstörten.
Aufs Ganze gesehen ist die Diskussion über den politischen Standort
des Nationalsozialismus nie gründlich geführt worden. Stattdessen
hat man zahlreiche Versuche unternommen, jede Verwandtschaft von Hitlerbewegung
und Sozialismus zu bestreiten. Um den Kommunismus denkbar weit vom Nationalsozialismus
wegzurücken, ist sogar der totalitäre Charakter des Kommunismus
geraume Zeit bestritten worden. Das ist inzwischen gescheitert. Die Verheißungsszenarien,
die von der einen wie der anderen Seite entworfen wurden, haben nicht
allzu lange gedauert. Im Fall des Nationalsozialismus wurden sie nur etwas
über zehn Jahre, im Sozialismus immerhin fast drei Generationen lang
exekutiert. Beide haben die Menschheit unendlich viele Opfer gekostet
- Abermillionen bei diesen wie bei jenen.
Der auffallendste Unterschied bleibt, dass der Nationalsozialismus sich
schon im Programm unmenschlich ausnahm, während der Sozialismus in
verschiedenen humanitären Maskeraden auftrat. Zu lernen ist aus dieser
Erfahrung, dass alle Ideologien, was immer sie den Menschen weismachen,
nie halten, was sie versprechen. Auf dem Papier wirken sie stellenweise
verführerisch. Aber wer sich von der Zeit belehrt weiß und
vor allem genauer hinsieht, entdeckt im Hintergrund all der idyllisch-egalitären
Kulissen stets das nackte Grauen.
http://www.taz.de/index.php?id=archi...03/09/27/a0148
http://www.taz.de
***
Relevante links:
- Was Adolf Hitler links?
(ook duitse versie), Marcel Roele
- Adolf Hitler en
Maarten Luther, door Harry Westerink, site gebladerte.nl
- Hi Justitie:
tekst wfor1254 discrimineert blanken
- De Nieuwe Ariërs (NA)
- 30 Vragen over antisemitisme
- 1 Miljoen Marokkaanse miljonairs
- Wetenschappelijke definitie Jood
- Adolf Hitler reïncarneert in 2006
- 2060: Hongersnood in Europa
- Autochtonen, allochtonen en Hindoelanders
- Terreurplannen Al Qaida Nederland
- Is Forza Nederland extreemrechts?
- Adolf Hitler is de messias van
de Joden
- Eerbetoon Blood and Honour Nederland
- Rita Verdonk wil alle allochtonen
vergassen. Heil Fuhrer Rita Verdonk
- (boek) "Uitstervende Nederlanders. Mein Kampf, deel 2"
Analyse van het uitsterven van het blanke Nederlandse volk in de verstikkende multikul, vanuit Dewanistisch perspectief.
Paperback Royal 631 pag. 28,97 euro, rubriek: geschiedenis en politiek
- (boek) "Moord op de vrijheid van het oervolk"
Onderzoek naar recht op vrijheid van meningsuiting en van vereniging in Nederland. Is Nederland echt een democratisch land? Mr. Drs. J.J. vd Gulik, onder redactie van Dewanand
Paperback Royal 318 pag. 22,71 euro, rubriek: geschiedenis en politiek
Home
Podium
Politiek
Religie
Hindoeisme
Islam
Suriname
India
Liefde
Jongeren
Literair
Poezie
Zeepkist
Gastenboek
Links
Disclaimer
Contact
Kritisch Podium DewanandPodium
Alle rechten voorbehouden; All rights reserved
|
|