Home Podium Politiek Religie Hindoeisme Islam Suriname India Liefde Jongeren
Literair Poezie Zeepkist Gastenboek Links Disclaimer Contact

Kritisch Podium Dewanand

Hindoeisme

(H9.3 ) De grootste Hindoe fundamentalist op aarde

Offeraar       Dewanand
Offercode      WART0162 (part of WART0129)
Offerdatum     3 mei 2001


In principe kennen Hindoes normaliter het begrip fundamentalisme niet. Deze visie verneem ik heel vaak uit de mond van echte Hindoegelovigen; veelal vrouwen. De massamedia publiceren echter haast elke dag nieuwsberichten waarin het begrip fundamentalisme voorkomt en haast iedereen is ervan doordrongen. Elk normaal denkend mens gruwt bij de gedachte aan fundamentalisme, omdat het al te vaak met geweld, militarisme, extreme vreemdelingenhaat en oorlogen wordt geassocieerd en dat is al te vaak terecht. In het Hindoeïsme is het echter heel anders gesteld met extremisme, want de Vedische theorieën en literaire beschouwingen zijn van toepassing op alle levende wezens in dit universum. De verzen uit de Bhagavad Gita bijvoorbeeld zijn van toepassing op al wat leeft en ik ga nu proberen om een kort onderzoek te verrichten, met deze verzen als leidraad. Ik ga proberen om na te gaan in hoeverre een boom voldoet aan de vereisten om een Hindoe fundamentalist te zijn. De hele beschouwing zal kort gehouden worden.

Er zijn vele soorten bomen. Beroemde bomen zijn bijvoorbeeld:
Kankantrie, woudreus van de tropische jungle, Dennenboom, manjaboom, appelboom, iep, eikenboom, basralocus, bonsai en nog vele andere soorten. De oudste boom is bijna 2000 jaar. De meeste bomen worden heel groot en het zijn feitelijk de grootste levende wezens op aarde, met een gewicht van vele duizenden tonnen. De waarde van een boom kan niet uitgedrukt worden in geld, omdat zuivere goedheid meer waard is dan alle goud van de wereld.

Nu volgt het systematisch onderzoek.

Allereerst enkele verzen uit de Bhagavad Gita die direct iets zeggen over een boom.

Vers 15.1 De Allerhoogste zei: Er is een banyan-boom die met zijn wortels omhoog staat en met zijn takken omlaag en zijn bladeren zijn de Vedische zangen. Wie deze boom kent, kent de Veda's.

Vers 15.2 De takken van deze boom groeien omhoog en omlaag, gevoed door de drieërlei aard der stoffelijke natuur. De twijgen zijn de zins-objekten. Bepaalde wortels groeien omlaag en deze zijn verbonden met het baatzuchtig streven der menselijke samenleving.

Vers 15.3-4 De werkelijke gedaante van deze boom kan door niemand worden waargenomen in deze wereld. Niemand kan zien waar hij eindigt, begint of staat. Maar vastberaden moet men deze sterk gewortelde boom omhakken met de bijl der onthechting, op zoek naar het oord van waar men, wanneer men het eenmaal heeft bereikt, nimmer terugkeert, en zich daar overgeven aan de Allerhoogste persoonlijkheid Gods, bij wie alles begonnen is en in wie alles sinds onheuglijke tijden verwijlt.

* Er wordt in deze drie verzen gesproken over een banyan-boom. Eigenlijk wordt er in deze verzen een metaforische vergelijking gemaakt tussen een banyan-boom en de Veda's. Er wordt duidelijk gemaakt dat niemand in staat is om de werkelijke gedaante van deze boom waar te nemen, omdat het geen waarneembaar begin en einde heeft. Feitelijk wordt het bewustzijn omschreven van een wezen, of beter gezegd het hele wezen zelf, dat onder invloed van de drie guna's staat. Alleen door onthechting van de zinnen kan iemand terugkeren naar de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. De boom fungeert als visueel model voor het wezen zelf en de structuur van de Veda's.

Hieronder zal er steeds een vers uit de Bhagavad Gita getoetst worden. Na iedere vers volgt een rationele conclusie (* ) of een boom eraan voldoet.

Vers 2.47 Je hebt het recht je voorgeschreven plicht te vervullen, maar de vruchten ervan komen je niet toe. Zie jezelf nooit als oorzaak van het resultaat van je bezigheden en tracht nooit je plicht te verzaken.

* Een boom plukt nooit de vruchten van hsijn werk en verzaakt nooit hsijn plichten. Deze vers is dus helemaal van toepassing op een boom.

Vers 2.48 Wees standvastig in yoga, Arjuna. Doe je plicht en laat alle gehechtheid aan slagen en falen varen. Zo'n evenwichtigheid van geest wordt yoga genoemd.

* Gehechtheid aan slagen en falen ontbreekt totaal bij een boom.

Vers 2.49 O Dhananjaya, bevrijd jezelf van alle baatzuchtig werk door toegewijde dienst en geef je aan dat bewustzijn volkomen over. Zij die de vruchten van hun werk willen plukken zijn schrapers.

* Een boom verricht nooit baatzuchtig werk en verkeerd constant in dezelfde toegewijde staat van bewustzijn.

Vers 2.51 De wijzen, die toegewijde dienst verrichten, zoeken hun heil in de Heer en bevrijden zich uit de kringloop van geboorte en dood door van de vruchten van hun arbeid in de stoffelijke wereld af te zien. Zo kunnen ze daar komen, waar men van alle ellende vrij is.

* Een boom ziet af van de vruchten van hsijn arbeid en kan hierom als een wijze gezien worden, volgens deze vers.

Vers 2.52 Wanneer je verstand uit het dichte woud der begoocheling te voorschijn komt, zul je onverschillig zijn jegens alles wat er gehoord is en alles wat er nog gehoord zal worden.

* Een boom is altijd onverschillig tegenover alles wat het gehoord heeft en verkeerd dus niet in begoochelde staat.

Vers 2.55 De Allerhoogste zei: O Partha, wanneer men alle zinnelijke verlangen dat uit het dwalen van de gedachten voortkomt laat varen en wanneer men de geest alleen in het zelf bevrediging laat vinden, heet men in zuiver bovenzinnelijk bewustzijn te verkeren.

* Bomen kennen geen zinnelijke verlangens en vinden inderdaad alleen in het zelf bevrediging.

Vers 2.56 Wie zich niet van streek laat brengen door het drievoudig leed, wie in gelukkige omstandigheden niet opgetogen is en wie vrij is van gebondenheid, vrees en woede, wordt een wijze van standvastige geest genoemd.

* Op grond van deze vers kan een boom beschouwd worden als een wijze met een standvastige geest.

Vers 2.57 Wie zonder bindingen is, wie zich niet verheugt wanneer hem iets goeds overkomt, noch treurt wanneer er iets kwaads geschiedt, is hecht verankerd in volmaakte kennis.

* Een boom leeft zonder bindingen en treurt nooit, en beschikt hierom over volmaakte kennis.

Vers 2.71 Wie elke neiging tot zinsbevrediging heeft opgegeven en een leven vrij van begeerten leidt, wie elke gedachte dat hij enig-iets bezit heeft laten varen en er geen vals ego op nahoudt - alleen die mens kan werkelijk vrede vinden.

* Elke neiging tot zinsbevrediging ontbreekt bij een boom, zodat werkelijke vrede inderdaad verwezenlijkt is.

Vers 3.16 Mijn dierbare Arjuna, wie zich niet richt naar het Vedische voorschrift om stelselmatig te offeren, leidt een zondig leven, want wie slechts vreugde beleeft aan zijn zinnen, leeft tevergeefs.

* Een boom offert alles op wat het bezit en zondigt nooit. Bomen kennen geen zingenot en leven dus niet tevergeefs.

Vers 3.35 Het is veel beter zijn eigen voorgeschreven plicht te doen dan die van een ander. Want als men tijdens zijn eigen plichtvervulling fouten maakt of zelfs gedood wordt, is dit beter dan andermans plicht op zich te nemen, want het is gevaarlijk de weg van een ander te volgen.

* Een boom vervult alleen de eigen voorgeschreven plicht en volgt alleen hsijn eigen weg.

Vers 4.21 Wie dit inzicht bezit gaat te werk met volmaakte beheersing van geest en verstand, laat alle eigendomsgevoel over zijn bezittingen varen en handelt slechts om in zijn allernoodzakelijkste levensbehoeften te voorzien. Zo wordt hij niet getroffen door de terugslagen van zondig doen en laten.

* Een boom heeft geen bezittingen en voorziet inderdaad alleen in de noodzakelijke levensbehoeften. Terugslagen komen hierom niet voor.

Vers 4.22 Wie tevreden is met wat hij vanzelf ontvangt, wie met één maat meet, vrij is van afgunst en evenwichtig in voor- en tegenspoed, raakt nimmer gebonden, hoe hij ook handelt.

* Een boom is altijd tevreden en is altijd evenwichtig. Hierom is een boom ongebonden.

Vers 5.3 Wie de vruchten van zijn bezigheden haat noch begeert, wordt gekend als immer onthecht. Zo iemand, die bevrijd is van alle dualiteit, overwint gemakkelijk zijn gebondenheid aan de stof en raakt volkomen verlost, O sterk-gearmde Arjuna.

* Volgens deze vers is een boom immer onthecht en bevrijd, en dus volkomen verlost.

Vers 12.13-14 Wie niet afgunstig is, maar een goede vriend van alle levende wezens, wie niet denkt dat hij enig-iets bezit, wie vrij is van eigendunk en gelijkmoedig in geluk en verdriet, wie altijd voldaan is en onwankelbaar in zijn verrichting van toegewijde dienst en wiens geest en verstand op Mij zijn afgestemd - die is Mij zeer dierbaar. * Een boom kent geen afgunst en is een vriend van alle levende wezens. Hierom is een boom voor Krishna zeer dierbaar.

Vers 12.15 Wie niemand in moeilijkheden brengt, zich niet door angst laat verontrusten en evenwichtig is in geluk en verdriet, is Mij zeer dierbaar.

* Een boom zoekt nooit problemen en kent geen angst.

Vers 12.16 Een toegewijde die zich niet afhankelijk stelt van de geijkte gang van zaken, die zuiver is, deskundig, onbekommerd, vrij van alle pijn en die geen sukses najaagt, is Mij zeer dierbaar.

* Een boom zoekt geen succes.

Vers 12.17 Wie zich niets aantrekt van vreugde of verdriet, wie klachten noch begeerten koestert en wie zich noch met gunstige, noch met ongunstige zaken inlaat, is Mij zeer dierbaar. * Een boom trekt zich niets aan van vreugde of verdriet, en klaagt nooit.

Vers 12.18-19 Wie vriend en vijand gelijkgezind is, wie evenwichtig blijft in eer en schande, hitte en kou, geluk en verdriet, roem en smaad, wie altijd onbevlekt is, altijd zwijgzaam en met alles tevreden, wie zich niet bekommert om zijn onderdak, wie in kennis verankerd is en verbonden in toegewijde dienst, is Mij zeer dierbaar.

* Een boom is vriend en vijand gelijkgezind. Deze hele vers is van toepassing op een boom, voor de volle honderd procent en hierom is een boom voor Krishna ongetwijfeld zeer dierbaar. Verzen 12.13, 12.14, 12.15, 12.16 en 12.17 zijn allemaal volledig van toepassing op een boom.

Vers 14.22-25 De Allerhoogste sprak: Wie verlichting, gehechtheid en begoocheling niet haat wanneer ze zich voordoen, noch ernaar verlangt wanneer ze verdwijnen; wie zich onbezorgd betoont en zich buiten bereik van de terugslagen van de geaardheden der stoffelijke natuur bevindt, wie stand houdt, omdat hij weet dat het slechts de geaardheden zijn die actief zijn; wie vreugde en pijn om het even zijn en wie een brok aarde, een steen en een klomp goud met gelijke blik beziet; wie onbewogen blijft in eer en schande, wie geen verschil maakt tussen vriend en vijand, wie alle baatzuchtig streven heeft laten varen - zo iemand heet aan de geaardheden der natuur ontstegen te zijn.

* Alles wat hier in deze vers genoemd is, is van toepassing op een boom, en hierom is een boom dus ontstegen aan de geaardheden der natuur.

Vers 15.5 Wie vrij is van begoocheling, valse trots en verkeerd gezelschap, wie het eeuwige begrijpt, wie afgedaan heeft met aardse lust en verlost is van de dualiteit van geluk en verdriet en weet hóe zich over te geven aan de hoogste Persoon, die bereikt dat eeuwig koninkrijk.

* Een boom is vrij van lust, begoocheling en verkeerd gezelschap. Hierom bereikt een boom het eeuwig koninkrijk, zoals in deze vers genoemd is.

Het is duidelijk dat veel verzen uit de Bhagavad Gita van toepassing zijn op de existentietoestand van een boom en dat is heel opmerkelijk. In dit onderzoek heb ik ongeveer dertig verzen geanalyseerd. Het resultaat verrast mij in hoge mate. Ik heb niet alle verzen hier opgesomd, want er zijn nog meer. In het Hindoeïsme wordt een boom als heilige beschouwd, net als een rivier en een koe.

Als eindconclusie kan ik rustig stellen dat een boom inderdaad beschouwd kan worden, als de grootste Hindoe fundamentalist op aarde. Dit is een echte openbaring voor mij.



Home Podium Politiek Religie Hindoeisme Islam Suriname India Liefde Jongeren
Literair Poezie Zeepkist Gastenboek Links Disclaimer Contact

Kritisch Podium Dewanand

Hindoeisme
Alle rechten voorbehouden; All rights reserved