|
Home
Podium
Politiek
Religie
Hindoeisme
Islam
Suriname
India
Liefde
Jongeren
Literair
Poezie
Zeepkist
Gastenboek
Links
Disclaimer
Contact
Kritisch Podium DewanandIndia
De Dood van de Arische Invasie Theorie
door Stephen Knapp
Translated by Dewanand from English
Offeraar Vertaald uit Engels door Dewanand
Offercode wfor0326 (source wfor0325)
Offerdatum 17 november 2008
Bron url voor Engelstalige tekst
http://www.stephen-knapp.com/death_of_the_aryan_invasion_theory.htm
Inhoud
1. Inleiding
2. Theorieën over de oorsprong van de Ariërs
3. Was er ooit een Arische invasie?
4. De Indus Vallei beschaving was een deel van de geavanceerde Vedische
cultuur
5. De Vedische literatuur levert geen bewijs van een Arische invasie
6. Meer bewijs voor de oorspronkelijke vestiging van de Vedische Ariërs
7. De Vedische verklaring van de oorsprong van de Ariërs en hoe hun
invloed zich verspreidde door de hele wereld
8. De chronologie van de gebeurtenissen aangaande de verspreiding van de
Vedische cultuur
9. Conclusie
1. Inleiding
Slechts met een beetje onderzoek, kan iemand al ontdekken dat elk gebied
van de wereld haar eigen oude cultuur heeft, inclusief haar eigen goden
en legenden over de oorsprong van vele soorten kosmologische realiteiten,
en dat een heleboel van deze heel gelijksoortig zijn. Maar waar kwamen
al deze verhalen en goden vandaan? Zijn zij allemaal verspreid over de
wereld vanuit een specifieke bron, om alleen aangepast te worden naargelang
de verschillen in talen en gebruiken? Indien niet, dan waarom zijn sommige
van deze goden en godinnen uit verschillende delen van de wereld zo gelijkwaardig
aan elkaar?
Helaas, informatie over prehistorische religiën wordt normaliter
verzameld via de overgebleven restanten van eerdere culturen die we kunnen
vinden, zoals botten in graven en grotten, of oude beeldhouwwerken, teksten,
opgravingen, muurschilderingen, en andere overblijfselen. Vanuit deze
restanten moeten wij speculeren over de rituelen, ceremonieën, en
geloofsstelsels van de mensen en de doeleinden van de voorwerpen die wij
vonden. Heel vaak kunnen wij alleen een vaag beeld schetsen van hoe simpel
en achterlijk deze mensen uit de oudheid waren, terwijl wij er geen rekening
mee houden dat veel geavanceerdere beschavingen ons mogelijk niets hebben
nagelaten in de vorm van fysische restanten. Zij konden mogelijkerwijs
huizen hebben gebouwd van hout of van andersoortige materialen dan steen,
die helemaal vergaan zijn in de loop der tijden, of die simpelweg vervangen
werden door andere gebouwen in de loop der tijden, in plaats van begraven
te worden door het zand in de loop der tijden, om later door archeologen
opgegraven te worden. Het is mogelijk dat zij hun doden cremeerden, zoals
sommige gemeenschappen deden, zonder beenderen achter te laten om later
ontdekt te worden. Dus, zonder oudheidkundige musea of historische verslagen
van het verleden, is er geen enkele manier om de waarheid te achterhalen
van hoe de prehistorische culturen waren.
Stel dat men duizend jaar in de toekomst onze eigen gebouwen opgraaft,
nadat zij al die tijd begraven waren en men vind televisie antennes op
het hoogste punt van elk gebouw, verbonden aan een televisie erin, wie
weet dan wat men dan zou denken. Zonder een verslag van de geschiedenis
van onze tijd zouden zij erover kunnen speculeren dat de antennes, welke
gericht waren naar de hemel, door ons gebruikt werden om te communiceren
met onze goden, die via mystieke krachten, verschenen op het beeldscherm
van de televisiedoos in ons huis. Zij zouden zelfs kunnen denken dat wij
erg gesteld waren op onze goden, aangezien sommige huizen twee, drie of
meerdere televisies hebben, wat het mogelijk maakte voor ons om nooit
het contact met de goden te verbreken in de loop van de dag. En aangezien
de televisie gewoonlijk gevonden werd op een belangrijke plaats, met speciale
rustbanken en verstelbare stoelen, dan zou dit zeker de gebedskamer moeten
zijn waar wij de juiste inspiratie kregen om ons leven te leiden. Of zij
zouden zelfs kunnen denken dat de televisie zelf een god kon zijn, het
afgodsbeeld van onze tijd. Dit, natuurlijk, zou geen erg accuraat beeld
zijn, maar het illustreert de problemen die wij hebben om oude religiën
te begrijpen door de overblijfselen ervan te analyseren die gevonden zijn.
Desalniettemin, zodra wij beginnen met het vergelijken van alle religiën
van de wereld, dan kunnen wij zien hoe zij met elkaar verbonden zijn en
dan hebben wij een bron van waaruit de meesten ontstaan zijn. En de meeste
van ze kunnen getraceerd worden naar het Oosten.
De meeste geleerden zijn het met elkaar eens dat het erop lijkt dat de
allereerste religiën ontstaan zijn uit de oudste van de georganiseerde
culturen, welke zowel de Sumerische aan de Eufraat, als de Arische gelegen
in de regio van de Indus Vallei zijn. Feitelijk waren deze twee culturen
aan elkaar verwant. C. L. Woolley, een van de meest vooraanstaande archeologen
ter wereld, poneerde in zijn boek, The Sumerians (De Sumeriërs),
dat de zichtbare karakteristieken van het Sumerische volk terug te voeren
zijn tot Afghanistan, Baluchistan, en tot aan het gebied rond de Indus.
De vroege Indus beschaving, die behoorlijk ontwikkeld was, had vele kenmerken
gemeen met de Sumerische van 2413,5 km (1500 mijlen) ver, vooral met betrekking
tot de rechthoekige zegels die identieke objecten erop hadden, en die
soortgelijk zijn in de stijl van inscripties. Er zijn ook overeenkomsten
in de gebruikte bouwplannen en de constructies van de gebouwen. Woolley
suggereert dat, eerder dan een haastige conclusie dat de Sumerische en
de Indus beschaving hetzelfde volksras en politieke cultuur met elkaar
deelden, wat mogelijkerwijs het geval was, of dat zulke overeenkomsten
voortkwamen uit handelsbetrekkingen, het bewijs toont tenminste aan dat
de twee gemeenschappen dezelfde bron deelden met elkaar.
De onderzoeker en geleerde L. A. Waddell levert meer bewijs om de relatie
tussen de Ariërs en de Sumeriërs aan te tonen. Hij stelt in
zijn boek, 'De Indo Sumerische zegels ontcijferd' ('The Indo Sumerian
Seals Deciphered'), dat de ontdekking en vertaling van de Sumerische zegels
rond de Indus Vallei bewijzen biedt dat de Arische gemeenschap daar al
bestond voor de tijd van 3100 B.C. Verschillende Sumerische zegels welke
gevonden waren rond de Indus Vallei bevatten de namen van beroemde Vedisch
Arische zieners en prinsen bij naam genoemd in de Vedische verzen. Daarom
waren deze Arische persoonlijkheden geen onderdeel van een verzonnen mythe,
zoals sommige mensen verkondigen, maar leefden zij echt vijfduizend jaar
geleden en waren zij gerelateerd aan de Vedische geschriften en de Puranas.
Waddell zegt ook dat de taal en geloof van de Indo Ariërs op radicale
wijze gelijksoortig was aan die van de Sumeriërs en Phoeniciërs,
en dat de eerste Arische koningen van de Indiase Veda's identiek zijn
met de alom bekende historische koningen van de Sumeriërs. Hij gelooft
dat de ontcijfering van deze zegels van de Indus Vallei bevestigd dat
de Sumeriërs eigenlijk de eerste Ariërs en auteurs waren van
de Indiase beschaving. Hij concludeert dat de Sumeriërs feitelijk
Ariërs waren qua uiterlijke verschijning, cultuur, religie, taal
en geschreven teksten. Hij vindt ook dat de eerste Sumeriërs aan
de Perzische Golf omstreeks 3100 voor het jaar nul, Phoeniciërs waren,
die Ariërs waren in raciale zin en qua taal, en dat zij de Arische
beschaving introduceerden in het oude India. Dus, concludeert hij dat
het de Ariërs waren die de dragers waren van een hoge beschaving
en die verspreid werd in de Mediterrane gebied, Noordwest Europa, en Engeland,
en ook in India. Alhoewel, stelt hij dat de eerste Arisch Sumerische-Phoeniciërs
geen deel uitmaakten van de Arische Invasie van India tot de zevende eeuw
voor het jaar nul, na hun nederlaag bij de Assirische Sargon II in het
jaar 718 voor het jaar nul, bij Carchemish in Upper Mesopotamia. Hoewel
de Soemeriërs inderdaad Arische mensen waren, vinden sommige onderzoekers
dat zij eerder de dragers waren van de Vedisch Arische cultuur, of deel
uitmaakten van een invasie in India, maar waren zij eerder een verlenging
van de Vedische cultuur die ontstaan is in India en zich verspreidde via
Perzië en tot in Europa.
2. Theorieën over de oorsprong van de Ariërs
Dit voert ons naar de verschillende theorieën die geleerden hebben
over de herkomst van de Arische gemeenschap. Hoewel het bewijs er is dat
er een Arische gemeenschap bestond in de Indus Vallei omstreeks 3100,
voor het jaar nul, is niet iedereen het ermee eens met de data die Waddell
heeft gepresenteerd voor de Arische invasie in India, hoewel het discutabel
is of de Ariërs echt India waren binnen gevallen. Het is duidelijk,
dat er verschillende visies bestaan over de Aryanisatie van India door
verschillende historici. Sommige geleerden zeggen dat het omstreeks 1000
B.C., was toen Ariërs Iran binnenvielen via het noorden en toen de
Indus regio bezetten omstreeks 800, voor het jaar nul. Volgens dit scenario
zouden de Ariërs India moeten binnen vallen enige tijd na deze gebeurtenis.
Maar anderen zeggen dat het tussen 1500 en 1200 B.C., geschiedde dat de
Ariërs India binnenvielen en verzen componeerden die voorkomen in
de Rig Veda. Hierom is het zo dat sommige mensen berekend hebben dat de
Rig Veda samengesteld moest zijn rond het jaar 1400 B.C..
Meneer Pargiter, een andere geleerde, stelt dat er al Arische invloed
was in India gedurende een lange tijd voor de samenstelling van de Vedische
verzen. Hij stelt dat de Ariërs India binnen vielen rond het jaar
2000 B.C., via het Centrale Himalaya gebergte en zich later verspreidden
in Punjab. Brunnhofer en anderen beargumenteren dat de samenstelling van
de Rig Veda niet in Punjab plaats vond, maar in Afghanistan en Iran. Deze
theorie veronderstelt dat de Arische invasie in India veel later plaats
vond.
Zelfs Max Muller, de grote oriëntalist en vertaler van Oosterse
teksten, was ook een groot voorstander van speculaties over de datum van
de compilatie van de Veda's. Hij gaf toe dat zijn ideeën over de
datering van de Veda's niet betrouwbaar konden zijn. Oorspronkelijk had
hij geschat dat de Rig Veda geschreven was rond het jaar 1000 B.C. Hij
werd behoorlijk bekritiseerd om die datum, en schreef later in zijn boek,
'Physical Religion (pagina 91, 1891), "Whether the Vedic hymns were
composed 1000, 1500 or 2000 BCE, no power on earth will ever determine."
(vertaling: 'Of de Vedische verzen samengesteld waren in het jaar 1000,
1500 of 2000 B.C., zal geen enkele macht op aarde ooit achterhalen')
Zoals wij kunnen zien aan de hand van de bovenstaande voorbeelden, die
slechts een paar zijn van de vele ideeën over de oorsprong van de
Ariërs, is het analyseren van deze theorieën behoorlijk verwarrend.
In feite zijn er zo veel theorieën ontwikkeld door archeologen en
onderzoekers over de originele Ariërs of Indo Europeanen, dat gedurende
enige tijd het gevoel heerste dat de locatie elke minuut kon veranderen,
afhankelijk van het laatste bewijs wat werd gepresenteerd. In veel gevallen
gedurende het verleden, veronderstelden archeologen dat zij de thuisbasis
van de Sumeriërs of Ariërs hadden gevonden, op elk moment dat
zij bepaalde soorten metalen gereedschappen of beschilderd aardewerk vonden,
dat een beetje leek op datgene dat gevonden was bij de vindplaatsen van
de Sumeriërs of van de Indus Vallei. Hoewel zulke ontdekkingen van
enige waarde konden zijn, bewees verdere studie dat zij minder belangrijk
waren dan eerder was gedacht, en hierom kon de wedstrijd om de thuisbasis
van de originele Ariërs te vinden doorgaan zonder een einde.
3. Was er ooit een Arische invasie?
Een van de belangrijkste reden waarom het idee van een Arische invasie
in India overwogen werd door sommige Westerse onderzoekers is veroorzaakt
door hun misinterpretatie van de Veda's, doelbewust of anderszins, welke
suggereert dat de Ariërs een nomadisch volk waren. Een van deze misinterpretaties
komt uit de Rig Veda, welke een oorlog beschrijft tussen Sudas en de tien
koningen. Bij de oorlog van de tien koningen zijn inbegrepen de Pakthas,
Bhalanas, Alinas, Shivas, Vishanins, Shimyus, Bhrigus, Druhyas, Prithus,
and Parshus, welke vochten tegen de Tritsus. De Prithus of Parthavas werden
de Parthians van het hedendaagse Iran (247 B.C-224 A. D.). De Parshus
of Pashavas werden de hedendaagse Perzen (Persians). Deze koningen, waarvan
sommigen beschreven werden als Ariërs, waren feitelijk vervallen
Ariërs, of rebellerende en materialistische koningen, die het spirituele
pad hadden verlaten en veroverd werden door Sudas. Feitelijk was er een
degeneratie gaande van het spirituele koninkrijk in bepaalde gebieden
van India, en er moesten oorlogen gevoerd worden om de spirituele Arische
cultuur opnieuw te vestigen in deze gebieden. Westerse geleerden konden
dit simpelweg verkeerd interpreteren door te stellen dat dit een invasie
was van nomadische volkeren, Ariërs genaamd, dan het simpelweg een
oorlog te noemen waarin de superieure Arische koningen de spirituele waarden
herstelden en de Vedisch Arische wijze van leven.
Wij moeten ook eraan herinnerd worden dat de Arische invasie theorie
ontwikkeld was in de negentiende eeuw om de overeenkomsten tussen Sanskriet
en de Europese talen te verklaren. Een persoon die hierover rapporteerde
is Deen Chandora in zijn artikel, Distorted Historical Events and Discredited
Hindu Chronology, zoals het verscheen in Revisiting Indus-Sarasvati Age
and Ancient India (p. 383). Hij verklaarde dat het idee van een Arische
invasie zeker geen gevolg was van misplaatst onderzoek, maar een samenzwering
was om verkeerde informatie te verspreiden, welke geformuleerd was op
10 april 1866 in London tijdens een geheime vergadering, in de Royal Asiatic
Society. Dit hield in 'om het idee van een Arische invasie van India te
verkondigen, zodat geen enkele Indiër kon zeggen dat de Engelsen
buitenlanders zijn .... India werd totaal overheerst door buitenstaanders
en hierom moest het land een slaaf blijven onder gematigde Christelijke
bestuur' ("to induct the theory of the Aryan invasion of India, so
that no Indian may say that English are foreigners. . . India was ruled
all along by outsiders and so the country must remain a slave under the
benign Christian rule.") Dit was een politieke stap en deze theorie
werd op solide manier gebruikt op alle scholen en universiteiten.
Dus, het was fundamenteel gezien een linguïstische theorie, aangenomen
door de Britse Koloniale bestuurders om hun macht te behouden. Deze theorie
suggereert, meer of minder, dat er een ras was van superieure, blanke
Ariërs die uit de Kaukasische gebergten kwamen en die de Indus vallei
binnenvielen en daar hun cultuur vestigde, literatuur samenstelde en toen
verder ging met de inval in de rest van India.
Zoals verwacht kon worden waren de meest felle voorstanders van de Arische
invasie theorie heel vaak fanatieke Engelse en Duitse nationalisten, of
Christenen, die klaar stonden en ook wilden om alles te ontheiligen dat
niet-christelijk of niet-Europees was. Zelfs Max Muller geloofde in de
chronologie van het Christendom, dat de wereld was geschapen om 9 uur
's morgens op 23 oktober, 4004 B.C. en dat de zondvloed plaats vond in
het jaar 2500 B.C. Dus het was onmogelijk om een datum te geven voor de
Arische invasie voor het jaar 1500 B.C. Bovenal, de acceptatie van deze
Christelijke tijden dwong hen om al het ander bewijs en mogelijkheden
te elimineren, dus wat konden zij dan anders doen? Dus, zelfs deze datum
van de Arische invasie was gebaseerd op speculatie.
Op deze wijze was de Arische invasie theorie gecreëerd om het erop
te laten lijken dat de Indiase cultuur en filosofie afhankelijk waren
van voorafgaande ontwikkelingen in Europa, zodat de behoefte aan koloniale
overheersing en Christelijke expansie in India gerechtvaardigd werd. Dit
was ook het doel van de bestudering van Sanskriet, zoals aan de Oxford
Universiteit in Engeland, aangewezen door Kolonel Boden die het programma
sponsorde. Hij stelde dat zij dit moesten doen, 'bevorder het leren van
Sanskriet onder de Engelsen, zodat het mogelijk werd om door te gaan met
de bekering van de inheemse bevolking van India tot het Christelijke geloof'
("promote Sanskrit learning among the English, so as 'to enable his
countrymen to proceed in the conversion of the natives of India to the
Christian religion.'")
Helaas genoeg, was dit ook het ultieme doel van Max Muller. In een brief
aan zijn vrouw in 1866, schreef hij over zijn vertaling van de Rig Veda:
'Deze versie van mij en de vertaling van de Veda, zal hierna leiden tot
het lot van India en tot de groei van miljoenen zielen in dat land. Het
is de oorsprong van hun religie en door hen te wijzen wat hun oorsprong
is, weet ik zeker, is het de enige manier om alles te ontwortelen dat
daaruit voortkwam gedurende de laatste drieduizend jaar'. "This edition
of mine and the translation of the Veda, will hereafter tell to a great
extent on the fate of India and on the growth of millions of souls in
that country. It is the root of their religion and to show them what the
root is, I feel sure, is the only way of uprooting all that has sprung
from it during the last three thousand years." (The Life and Letters
of Right Honorable Friedrich Max Muller, Vol. I. p.346)
Dus, in de kern van de zaak, gebruikten de Britten de Arische invasie
theorie om hun verdeel en heers politiek verder te versterken. Via binnenlandse
onrust en regionale culturele spanningen gecreëerd door de Britten
via constructies en verdelingen binnen de Indiase gemeenschap, ontstond
er een reden en middel voor de Britten om door te gaan met hun controle
over India en om het uit te breiden.
Hoewel, na heroverweging, is er geen bewijs voor de Arische invasie theorie.
Als voorbeeld, heer John Marshall, een van de voormannen van de opgravingen
bij Mohenjo-Daro, levert bewijs dat India de Vedische religie belijdde
lang voordat zogenaamde 'aanvallers'ooit arriveerden. Hij wijst erop dat
het bekend is dat India een hoge geavanceerde en georganiseerde stedelijke
beschaving bezat, welke terug gedateerd is tot minstens 2300 B.C, en misschien
veel eerder. Feitelijk, suggereerden sommige onderzoekers dat bewijzen
het duidelijk maakten dat de Indus Vallei beschaving behoorlijk ontwikkeld
was tot aan het jaar 3100 B.C. De bekende steden van deze beschaving beslaan
een gebied langs de Indus rivier dat zich uitbreid tot aan de kust van
Rajasthan en Punjab over de Yamuna rivier en boven de Ganges delta (Upper
Ganges). Gedurende het hoogtepunt, was de Indus cultuur verspreid over
een gebied van 776 664,3 vierkante kilometers (300 000 vierkante mijlen),
een gebied dat groter is dan West Europa. Steden die onderdeel waren van
de Indus cultuur bevatten Mohenjo-Daro, Kot Diji ten oosten van Mohenjo-Daro,
Amri aan de lage Indus, Lothal ten zuiden van Ahmedabad, Malwan verder
in het zuiden, Harappa 563 kilometers (350 mijlen) bovenwaarts van Mohenjo-Daro,
Kalibangan en Alamgirpur verder naar het oosten, Rupar vlakbij de Himalayas,
Sutkagen Dor naar het westen langs de kust, Mehrgarh 241,4 kilometer (150
mijlen) ten noorden van Mohenjo-Daro, en Mundigak veel verder in het noorden.
Bewijs bij Mehrgarh wees erop dat de beschaving daar dateerde van ouder
dan 6500 B.C. Het was verbonden met de Indus cultuur, maar werd verlaten
omstreeks het derde millennium B.C., gedurende de tijd dat de stad van
Mohenjo-Daro belangrijk werd.
De organisatie en indeling van deze steden en de kennis van de inwoners
was superieur aan dat van mogelijke immigrerende nomaden, behalve wat
betreft de militaire mogelijkheden van die tijd. Het ontbreken van wapens,
met uitzondering van dunne speren, in deze steden toont aan dat zij niet
over een goede militaire uitrusting beschikten. Dus, een theorie is, dat
als er invallers waren, wie zij ook mochten zijn, dat zij eerder zouden
bijdragen aan de vooruitgang van de Vedische gemeenschap als zij in de
Indus Vallei zone aankwamen, zij zouden helpen om het te onderdrukken
of zouden de oorzaak zijn van achteruitgang op bepaalde gebieden. De locatie
van de Indus Vallei kon een gebied zijn waar de Vedische gemeenschap verdween
na de aankomst van deze aanvallers. Veel van deze steden schijnen snel
verlaten te zijn, terwijl andere dat weer niet zijn. Al hoewel, sommige
geologen suggereren dat de steden verlaten werden, vanwege klimatologische
veranderingen. Bewijs van overstromingen in het gebied eromheen is te
zien aan de dikke lagen slib, die nu 11,9 meter (39 voet) ligt boven de
rivier in de bovenste geologische laag van Mohenjo-Daro. Anderen zeggen
dat de ecologische behoeften van de gemeenschap hen noodzaakten om weg
te trekken, doordat onderzoek uitwijst dat er een grote vermindering ontstond
van regenval vanaf die periode tot het heden.
Wij moeten er ook rekening mee houden dat veel van de Indus locaties,
zoals Kalibangan dichtbij lagen in de omgeving van de oude Sarasvati rivier.
Sommige Hindoe geleerden hebben momenteel een voorkeur om de Indus Vallei
cultuur te herbenoemen tot de Indus-Sarasvati cultuur, omdat de Saraswati
een belangrijke rivier was en heel belangrijk was in die tijd. De Sarasvati
rivier wordt bijvoorbeeld uitbundig geprezen in de Rig Veda. Al hoewel,
de Sarasvati rivier stopte met stromen en droogde later op. Tijdens recentelijke
wetenschappelijke studies is berekend dat de rivier (Sarasvati) stopte
met stromen rond de tijd van ongeveer 8000 B.C. Het droogde op aan het
einde van de Indus Vallei beschaving, op zijn minst rond 1900 B.C. Dit
was zonder twijfel een reden waarom deze steden werden verlaten. Dit betekent
ook dat, als de Vedische mensen na de Indus Vallei cultuur waren aangekomen,
zij de Sarasvati rivier niet gekend konden hebben. Dit is verder bewijs
dat de Veda's afstammen van vele jaren voor de tijd van de Indus Vallei
gemeenschap en niet waren gebracht naar deze regio door een invasie.
Als het gevolg van de laatste studies, wijst het bewijs in de richting
dat de Indus locaties weggevaagd werden, niet door oorlogen of een invasie,
maar door een droogte, waarvan bekend is dat het plaats vond en dat het
300 jaar lang voortduurde. Alle mogelijke skeletten die gevonden werden
in die regio wezen uit dat de doodsoorzaak niet veroorzaakt werd door
oorlogen, maar door sterfte door voedselgebrek, als gevolg van een tekort
aan water. Sterfte onder de zwakkeren door de hongerdood is normaal, voordat
de gehele gemeenschap uiteindelijk besluit om weg te trekken, op zoek
naar een beter gebied en meer natuurlijke bronnen. Dit is dezelfde droogte
die de Akkadians van Sumeira wegvaagde, en die de abrupte verlating van
de steden veroorzaakte in Mesopotamië, zoals bij Tell Leilan en Tell
Brock. Het begin van het eind van deze beschavingen moest zijn begonnen
rond 2500 B.C. Deze droogte droeg ongetwijfeld bij tot de uiteindelijke
opdroging van de Sarasvati rivier.
Aangaande Mohenjo-Daro hebben archeologen geen spoor van een aanval ontdekt,
zoals intensieve branden, of overblijfselen van zwaar bewapende krijgers,
en geen buitenlandse wapens. Hierdoor blijft voor ons over om te geloven
dat de vijand van de mensen in deze regio de natuur was, zoals aardbevingen,
overstromingen, of de aanhoudende droogte, of zelfs een verandering in
de loop van rivieren, en niet van binnenvallende krijgers. Dus opnieuw
houdt de invasie theorie geen stand na kritisch onderzoek vanuit antropologisch
oogpunt.
De best bekende archeologische locaties van de Indus steden zijn Mohenjo-Daro
en Harappa. Het opgravingswerk te Mohenjo-Daro was gedaan van 1922 tot
1931 en van 1935 tot 1936. Opgravingswerk te Harappa vond plaats van 1920
tot 1921 en van 1933 tot 1934. Bewijs toonde aan dat tempels een belangrijke
rol speelden in het leven van de inwoners van deze steden. De citadel
bij Mohenjo-Daro bevatte een bad van 11,9 bij 7 meter (39 bij 23 voet).
Het bleek dat dit gebruikt werd voor ceremoniële doeleinden op dezelfde
wijze zoals vele grote tempel gebouwen in India ook centrale zwembaden
hebben om je te wassen en voor rituelen. Beelden van godheden zijn niet
gevonden in de ruïnes, het lijdt geen twijfel dat zij te belangrijk
waren om weggedaan te worden, afbeeldingen van een Moeder godin en een
Mannelijke god, gelijkend op Lord Shiva, zittend in een yoga houding werden
gevonden. Sommige van de Shiva zegels toonden een man met drie hoofden
met een fallus in erectie, gezeten in meditatie houding en omgeven door
dieren. Dit kon Shiva zijn als Pashupati, heer of vriend van de dieren.
Voorstellingen van de lingam van Shiva en yoni van zijn metgezellin waren
ook makkelijk gelokaliseerd, evenals non-fallische stenen, zoals de shalagram-shila
steen van Heer Vishnu. Dus de religie van Shiva en Vishnu, die in directe
vorm Vedisch zijn, waren een belangrijk onderdeel van deze gemeenschap
lang geleden en werden niet gebracht naar dit gebied door aanvallers die
mogelijkerwijs later arriveerden.
Een ander punt dat ons ervan overtuigt dat de Vedische religie en cultuur
al aanwezig moest zijn daar in India en gedurende pre-Harappan tijden
zijn de ontdekte offer altaren bij de locaties van Harappa. Deze waren
allemaal van een gelijksoortig ontwerp en werden gevonden van Baluchistan
tot Uttar Pradesh, en verder naar beneden in Gujarat. Dit wijst uit dat
het gehele gebied onderdeel moest zijn van een specifieke cultuur, de
Vedische cultuur, die daar aanwezig moest zijn lang voordat deze locaties
werden verlaten.
Meer informatie in dit verband is gevonden in een artikel door J. F.
Jarrige en R. H. Meadow in de editie van augustus 1980 van Scientific
American, genaamd 'De antecedenten van de beschaving in de Indus Vallei'
("The Antecedents of Civilization in the Indus Valley."). In
dit artikel werd genoemd dat recentelijke opgravingen te Mehrgarh erop
wezen, dat de antecedenten van de Indus Vallei cultuur terug gaan tot
eerder dan 6000 B.C. in India. Invloed van buitenaf heeft haar ontwikkeling
niet aangetast. Astronomische referenties voorkomend in de Veda's komen
inderdaad overeen met de datum van Mehrgarh. Hierom weerspiegelen locaties
zoals Mehrgarh het eerdere Vedische tijdperk van India. Dus, wij hebben
een theorie van een Arische invasie die niet herinnerd wordt door de mensen
van dat gebied, welke suggereert dat zij veroverd werden door de Ariërs.
Verder heeft Dr. S. R. Rao het Harappan schrift ontcijferd als zijnde
een van Indo-Arische oorsprong. In feite heeft hij aangetoond hoe het
Zuid Arabisch (South Arabic), Oud Aramese (Old Aramic), en de oude Indiase
Brahmi geschriften allemaal de afgeleiden waren van het geschrift uit
de Indus Vallei. Dit nieuwe bewijs bevestigt dat de Harappa beschaving
niet ontstond doordat de Dravidians werden overmeesterd door een Arische
invasie, maar dat zij volgers waren van het Vedische geloof. Het ironische
is dat de Arische invasie theorie suggereert dat de Vedische Ariërs
de Dravidische Indus steden vernietigden, welke eerder moesten zijn gebouwd
volgens de mathematische instructies die gevonden kunnen worden in de
Vedische literatuur van de Ariërs, zoals de Shulbasutras. Dit punt
helpt om de Arische invasie theorie nietig te verklaren. Bovenal, als
de mensen van deze steden de Vedische bouwstijlen van religieuze altaren
en stedelijke planning gebruikten, dan betekent dit dat zij al Ariërs
waren.
Via een soortgelijke redenatie heeft Dr. Natwar Jha een interpretatie
geleverd in een ander recent boek, 'Vedic Glossary on Indus Seals', van
het oude geschrift van de talrijke ontdekte zegels van de Indus Vallei
beschaving. Hij concludeerde dat de zegels van de Indus Vallei, die kleine
stenen zijn van zandsteen, vierkantig van 25,4 mm (een-inch) formaat,
en zij hebben een relatie met de oude vorm van Brahmi. Hij vond woorden
op de zegels die afkomstig zijn van de oude Nighantu teksten, welke een
opsomming zijn van Sanskriet gecompileerd door de wijze Yaksa, met woorden
uit ondergeschikte Vedische teksten. Een verslag van Yaksa's zoektocht
naar oudere Sanskriet woorden is te vinden in de Shanti Parva van de Mahabharata.
Dit kan een verband hebben met de zegels uit de Indus Vallei en bewijst
zeker een oude Vedische relatie.
De essentie van dit alles is dat de hele Rig Veda al reeds duizenden
jaren bestond tegen de tijd dat de Indus Vallei zegels werden geproduceerd.
Daarom waren de zegels van Vedische Sanskriet origine of afgeleid daarvan,
en de Indus Vallei vindplaatsen waren een onderdeel van de Vedische cultuur.
Dit is verder bewijs dat er geen Arische invasie was. Geen Arische invasie
betekent dat het gebied en haar inwoners reeds al onderdeel waren van
het Vedische rijk. Dit betekent ook dat de zogenaamde Indo-Arische of
Indo-Europese beschaving niets anders was dan de wereldwijde Vedische
cultuur. Daarom kunnen wij hieruit ook concluderen, dat de zogenaamde
Indo-Arische groep van talen niets anders is dan de verschillende lokale
verkeerde uitspraken van Sanskriet die in de beschaafde wereld was doorgedrongen
gedurende de loop van duizenden jaren.
Een ander interessant punt is dat de gevonden overblijfselen van skeletten
in de Harappan locaties, die dateren van 4000 jaar geleden uitwijzen dat
het gaat om dezelfde fundamentele raciale types als in de Punjab en Gujarat,
zoals men het tegenwoordig terug vindt. Dit verifieert dat er geen invasie
plaatsvond van een buitenlands ras die het gebied overnam. De enige beweging
van west naar oost vond plaats toen de Sarasvati droog viel, en dat betrof
mensen die al daar aanwezig waren. Met betrekking tot dit zei de heer
John Marshall, die het beheer had van de opgravingen bij de Harappan locaties,
dat de Indus beschaving de oudste was die blootgelegd werd, zelfs ouder
dan de Sumerische cultuur, waarvan men gelooft dat het een onderdeel was
van de vorige, en dus een uitgroei was van de Vedische gemeenschap.
Nog een punt met betrekking tot resten van skeletten is dat botten van
paarden gevonden zijn op alle niveaus van deze locaties. Dus, het paard
was goed bekend bij deze mensen. Het paard was genoemd in de Rig Veda,
en was een van de belangrijkste dieren van de Vedische cultuur in India.
Hoewel, volgens verslagen in Mesopotamië was het paard onbekend in
dat gebied ongeveer tot het jaar 2100 B.C. Dus dit levert verder bewijs
dat de richting van de beweging van de mensen vanuit India was naar het
westen, en niet de andere kant op, zoals de invasie theorie suggereert.
Professor Lal schreef een boek, 'The Earliest Civilization of South Asia'
(de vroegste beschaving van Zuid Azie), waarin hij ook concludeert dat
de theorie van een Arische invasie nergens op gebaseerd is. Een invasie
was geen oorzaak van de vernietiging van de Harappan beschaving. Het werd
veroorzaakt door klimatologische veranderingen. Hij zegt dat de Harappan
gemeenschap een smeltkroes was van mensen uit het Mediterrane gebied,
Armenië, het Alpen gebied en zelfs uit China. Zij namen deel aan
typische Vedische vuurvereringen, ashwamedha rituelen. Zulke vuuraltaren
zijn gevonden in de volgende steden van de Indus Vallei: Banawali, Lothal
en Kalibangan.
Hij verklaart ook dat de stad Kalibangan in verval raakte toen de Sarasvati
rivier opdroogde, veroorzaakt door sterke klimatologische veranderingen
rond het jaar 1900 B.C. Het opnoemen van de Sarasvati rivier helpt dus
ook bij het dateren van de Veda's, die voor deze tijd reeds bestonden.
Dit kan het begin van Sanskriet teksten en de eerste gedeelten van de
Vedische literatuur plaatsen minstens enige tijd voor het jaar 4000 B.C,
dus ruim 6000 jaar geleden.
Als conclusie stelt V. Gordon in zijn boek, 'The Aryans' (De Ariërs),
dat hoewel het idee van een Aziatische oorsprong van de Ariërs, die
daarna migreerden naar India, het meest algemeen geaccepteerde idee is,
het tot nu toe minstens even goed gedocumenteerd is. En dit idee is slechts
een van de ongefundeerde generalisaties waarmee de antropologie en de
archeologie met elkaar in conflict waren geraakt gedurende zeventig jaren.
Feitelijk, in ons heden is de noord Aziatische herkomst van de Ariërs
een hypothese die verworpen is door de meeste taalgeleerden en archeologen.
4. De Indus Vallei beschaving was een deel van de geavanceerde
Vedische cultuur
Behalve alles wat wij al hebben besproken, wordt er meer licht geworpen
op de geavanceerdheid van de beschaving van de Indus Vallei en hoe het
gebieden in haar regio heeft beïnvloed, als wij het onderwerp Vedische
wiskunde in overweging nemen. E. J. H. Mackay verklaart in zijn boek Further
Excavations at Mohenjo-Daro (Verdere opgravingen bij Mohenjo-Daro), dat
geometrie de hele basis van Vedische wiskunde is, en dat geometrische
instrumenten gevonden zijn in de Indus Vallei die terug dateren tot aan
minstens het jaar 2800 B.C. De Vedische vorm van wiskunde was veel geavanceerder
dan die welke gevonden is in de vroegste Griekse en Egyptische gemeenschappen.
Dit kan vastgesteld worden aan de hand van de Shulbasutras, supplementen
van de Kalpasutras, welke ook de eerste vormen van algebra tonen, die
gebruikt werden door de Vedische priesters in de geometrie van het bouwen
van altaren en arena's voor religieuze doeleinden. Feitelijk kan de geometrische
formule, bekend als de stelling van Pythagoras, terug getraceerd worden
tot de Baudhayans, de vroegste versies van de Shulbasutras, gedateerd
tot aan het begin van de achtste eeuw B.C.
De Shulbasutras zijn de vroegste vormen van wiskundige kennis en ongetwijfeld
de vroegste voor enig religieus doel. Zij verschijnen fundamenteel als
een supplement voor het rituele (Shrauta) aspect van de Kalpasutras. In
essentie bevatten zij de mathematische formules voor het ontwerp van diverse
altaren voor de Vedische rituelen van verering, die algemeen voorkomen
in alle locaties van de Indus Vallei.
De datum van de Shulbasutras, na vergelijking van de Baudhayana, Apastamba
and Katyayana Shulbas met de vroege wiskunde van het oude Egypte en Babylon,
zoals beschreven door N. S. Rajaram in het boek Vedic Aryans and The Origins
of Civilization (Vedische Ariërs en de oorsprong van beschaving,
p. 139), ligt rond het jaar 2000 B.C. Hoewel, met inbegrip van astronomische
data van de Ashvalayana Grihyasutra, Shatapantha Brahmana, etc., kan de
datum verder terug gebracht worden tot aan 3000 B.C., rond de tijd van
de Mahabharata oorlog en gedurende de compilatie van andere Vedische teksten
door Srila Vyasadeva.
Met deze visie in gedachten, kan Vedische wiskunde niet langer gezien
worden als zijnde afgeleid van het oude Babylon, welke dateert rond 1700
B.C., maar moet het de bron ervan zijn, ook dat van de Griekse wiskunde
en die van Pythagoras. Hierom wijst het geavanceerde karakter van de gevonden
geometrie in de Shulbasutras erop dat het de kennis verschafte die nodig
was gedurende de constructie van de Indus locaties, zoals Harappa en Mohenjo-Daro,
en ook van die welke gebruikt werd in het oude Griekenland en Babylon.
Het is de Vedische wiskunde die de oorsprong is van het decimale getallensysteem
van tienen, honderden, duizenden, en zo door, en waarin het restant van
een kolom van getallen overgedragen wordt naar de volgende kolom. Het
Indiase getallensysteem werd gebruikt in de Arabische wereld na het jaar
700 A.D. en werd genoemd als zijnde Al-Arqan-Al-Hindu. Dit werd gebracht
naar Europa en werd bekend als het Arabisch getallenstelsel. Dit, natuurlijk,
heeft zich ontwikkeld tot het hedendaagse getallenstelsel, zoals wij die
nu gebruiken, welke aanzienlijk makkelijker is dan de Egyptische, Romaanse,
of de Chinese symbolen voor getallen, dat wiskunde veel moeilijker maakt.
Het waren de Indiërs die de methode ontwikkelden om fracties te verdelen
en van het gebruik van formules en letters om onbekende factoren aan te
duiden. Zij deden ook ontdekkingen in calculus en in andere wiskundige
systemen vele honderden jaren geleden voordat deze principes begrepen
werden in Europa. Dus, het wordt duidelijk, dat als de Europeanen niet
waren overgestapt van het Romeinse numerieke systeem naar de vorm van
wiskunde welke ontstaan was in India, dan zouden veel van de ontwikkelingen
die plaats vonden in Europa niet mogelijk geweest zijn. Op deze manier,
wijst al het bewijs erop dat het geen enkele noordelijke aanvaller was
in India, die deze geavanceerde wiskunde daarheen bracht of de oorsprong
ervan was, maar het kwam van de Vedisch Arische beschaving die al eerder
bestond in India en in de Indus Vallei regio. Dus, wij kunnen zien dat
zo een intellectuele invloed niet ontstond vanuit het noorden naar India,
maar eerder reisde van India tot aan Europa.
Aanvullend bewijs dat het geen enkele aanvallers waren die de oorsprong
waren van de uiterst geavanceerde Vedische cultuur in de Indus Vallei
wordt gevormd door het feit dat Waddell verschillende Sumerische zegels
noemt die terug dateren tot het jaar 2800 B.C. en die gevonden zijn met
het beeld van de water buffel of Brahma buffel. Moderne zoölogen
geloven dat de water buffel alleen bekend was in het gebied van de Ganges
en Brahmaputra valleien en niet bestond in West India of in de Indus Vallei.
Dit suggereert een paar mogelijkheden. Een is dat de Sumeriërs reisden
naar Centraal en Oost India om handel te drijven en om edelstenen te vinden
vanwege het feit dat Harappa een handelscentrum was verbonden door de
Indus rivier met de goud en turquoise industrie van Tibet. Dus, zij leerden
hier over de water buffel en gebruikten afbeeldingen van hen op hun zegels.
De tweede en meest waarschijnlijke mogelijkheid is dat de Arische beschaving
zich rond die tijd uitbreidde van Oost India tot de Indus regio en verder
naar het westen tot Mesopotamie en verder weg, en de Sumerische omvatte
als een onderdeel ervan. Dus, handel en haar Vedische verbanden met India
brachten op natuurlijke wijze het beeld van de water buffel naar de Indus
Vallei en verder weg.
Verder bewijs welke wijst op de Vedische invloed op de regio van Mohenjo-Daro
wordt gevormd door een tablet die terug dateert tot 2600 B.C. Het bevat
een beeld van Heer Krishna als een kind. Dit bewijst in positieve zin
dat de Indus Vallei cultuur verbonden was met het oude Vedische systeem,
welke voor kwam rond de oevers van de Sarasvati en Sindhu rivieren duizenden
jaren geleden.
5. De Vedische literatuur levert geen bewijs van een Arische
invasie
Zoals wij kunnen zien aan de hand van bovenstaande informatie, is de
aanwezigheid van de Vedische Ariërs in de Indus regio niet te ontkennen,
maar het bewijs toont aan dat zij daar al aanwezig waren lang voordat
enige aanvallers of immigrerende nomaden ooit arriveerden, en dus dat
de Vedische teksten al daar bestonden gedurende een behoorlijk langdurige
tijdsperiode. Feitelijk verklaart de Vedische literatuur zelf dat zij
reeds geschreven was gedurende een lange tijd voor de bovengenoemde datum
van 1400 B.C. Er wordt gezegd dat het tijdperk van Kali begonnen is in
het jaar 3102 B.C. met de verdwijning van Heer Krishna, wat de tijd is
toen Srila Vyasadeva begon met het samenstellen van de Vedische kennis
in geschreven vorm. Dus, de Rig Veda kan niet geschreven zijn of gebracht
zijn naar dit gebied door zogenaamde aanvallers, omdat verondersteld wordt
dat zij naar dit gebied kwamen na een tijdsperiode van 1600 jaar later.
Een van de problemen van het dateren van de Vedische literatuur was het
gebruik van linguïstische analyses, welke niet betrouwbaar waren.
Er kan gezegd worden dat het veiliger kan, zoals aangeduid door K. C.
Verma in zijn boek Mahabharata: Myth and Reality-Differing Views (Mahabharata:
Mythe en realiteit - verschillende visies, p. 99),
'Alle pogingen om de Vedische literatuur te dateren op basis van linguïstiek
hebben op miserabele wijze gefaald om de simpele reden dat (a) de bevindingen
van comparatieve filologie vaak speculatief zijn en (b) niemand is er
tot nu toe in geslaagd om aan te tonen hoeveel verandering er plaatsvond
in een taal gedurende een gegeven periode. De enige veilige methode is
astronomisch'.
Aan de hand van deze suggestie, inplaats van de foutgevoelige methode
van linguïstiek te gebruiken, kunnen wij kijken naar de bevindingen
van enkele anderen, die astronomische verslagen gebruikten om de Veda's
te dateren. Door astronomische berekeningen te gebruiken, dateerden sommige
geleerden de vroegste verzen van de Rig Veda tot voor het jaar 4500 B.C.
Anderen, zoals Lokmanya Tilak en Hermann Jacobi, waren het erover eens
dat het grootste deel van de hymnen van de Rig Veda gecomponeerd waren
vanaf 4500 tot 3500 B.C., toen de vernal equinox in de Orion constellatie
was. Deze berekeningen moesten actuele waarnemingen zijn, volgens K. C.
Verma, die stelt: 'het is bewezen zonder twijfel dat het voor de ontdekkingen
van Newton, Liebnitz, La Place, La Grange, etc., het onmogelijk was om
terug te rekenen; zij zijn gebaseerd op astronomische observaties.' .
(Mahabharata: Myth and Reality-Differing Views, p.124)
In zijn boek genaamd The Celestial Key to the Veda's: Discovering the
Origins of the World's Oldest Civilization, (de hemelse sleutel tot de
Veda's: Ontdekken van de oorsprong van Werelds Oudste Beschaving), levert
B. G. Sidhart astronomisch bewijs dat de vroegste onderdelen van de Rig
Veda gedateerd kunnen worden tot het jaar 10 000 B.C. Hij is de directeur
van het B. M. Birla Science Center en heeft dertig jaar ervaring op het
gebied van astronomie en wetenschap. Hij bevestigt ook dat India een bloeiende
beschaving had met de mogelijkheid tot verfijnde astronomie, lang voor
het bestaan van Griekenland, Egypte, of enige andere cultuur in de wereld.
In zijn commentaar op het Srimad-Bhagavatam (1.7.8), heeft A. C. Bhaktivedanta
Swami, een van de meest befaamde Vedische geleerden van de moderne tijd,
ook de geschatte datum besproken waarop de Vedische literatuur was geschreven,
gebaseerd op astronomisch bewijs. Hij schrijft dat er enige verdeeldheid
is onder geleerden op de wereld aangaande de datum waarop het Srimad-Bhagavatum
gecompileerd was, het laatste van de Vedische geschriften. Maar op grond
van de tekst is het duidelijk dat het gecompileerd was, nadat Heer Krishna
verdwenen was van de planeet en voor de verdwijning van Koning Pariksit.
Wij zijn momenteel in het vijfduizendste jaar van het tijdperk van Kali
volgens astronomische berekeningen en volgens bewijzen in de geopenbaarde
geschriften. Daarom, concludeert hij, moet het zo zijn dat het Srimad-Bhagavatam
minstens vijfduizend jaar geleden is gecompileerd. De Mahabharata was
gecompileerd voor het Srimad-Bhagavatam, en de voornaamste Puranas werden
gecompileerd voor de Mahabharata.
Verder nog weten wij dat de Upanishads en de vier primaire Veda's, inclusief
de Rig-Veda, jaren voor de Mahabharata gecompileerd waren. Dit zou erop
wijzen dat de Vedische literatuur reeds bestond voor enige zogenaamde
invasie, waarvan men beweert dat het rond 1400 B.C. plaats vond. Feitelijk,
wijst dit erop dat de echte Ariërs de Vedische koningen en wijzen
waren, die reeds voorkwamen in deze regio, en niet enige onduidelijke
stam van nomadische mensen, die sommige historici onterecht 'binnenvallende
Ariërs' noemen, die naar India kwamen en toen hun Vedische teksten
schreven na hun aankomst. Dus dit bevestigt de Vedische versie van het
verhaal.
Een ander punt van overweging is de Sarasvati rivier. Sommige mensen
beweren gevoelsmatig dat de Sarasvati en mythologische rivier is, maar
door onderzoek en het gebruik van luchtfotografie heeft men delen herontdekt
die eens haar rivierbedding waren. Zoals de Veda's beschrijven, en zoals
onderzoek uit heeft gemaakt, was het eens een heel belangrijke rivier.
Vele honderden jaren geleden stroomde het vanuit het Himalaya gebergte
naar het zuidwesten in de richting van de Arabische Zee nabij de Rann
van Kutch, welke ten noorden van Mumbai (Bombay) ligt in het gebied van
Dwaraka. Hoewel, het is bekend dat het haar loop verschillende keren wijzigde,
stromend in een meer westelijke richting en opdroogde rond het jaar 1900
B.C.
Doordat de Rig-Veda (7.95.1) de loop van de rivier omschrijft als zijnde
stromend van de bergen naar de zee, en ook nog in vers (10.75.5) de rivier
lokaliseert tussen de Yamuna en de Shutudri (Sutlej), wordt het duidelijk
dat de Vedische Ariërs reeds in India aanwezig moesten zijn lang
voordat deze rivier opdroogde, of lang voor het jaar 2000 B.C. De Atharva
Veda (6.30.1) noemt ook nog het verbouwen van gerst langs de Sarasvati
rivier. En de Vajasaneya Samhita van de Yajur Veda (Shuklayajur Veda 34.11)
noteert dat vijf rivieren in de Sarasvati stromen, waarna zij een echte
rivier wordt. Dit is bevestigd door satelliet foto's, archeologische,
en hydrologische onderzoekingen, dat de Sarasvati een grote rivier was,
met een breedte van wel 8,045 kilometer (vijf mijlen). Dit duidt niet
alleen de ouderdom aan van de Arische beschaving in India, maar ook dat
van de Vedische literatuur, welke al vele honderden jaren voor 1900 B.C.
moest hebben bestaan. Dus dit helpt om de bovengenoemde datum van 3102
B.C. te bevestigen, toen de Vedische teksten werden gecompileerd.
Verder, noemt de oude Rig Veda (10.75.5; 6.45.31; 3.59.6) de Ganges,
soms genoemd als de Jahnavi, samen met de Yamuna, Sarasvati, en Sindhu
(Indus) rivieren (Rig Veda 10.75.1-9). Dus de rivieren en vestigingen
in de Ganges regio spelen een significante rol in de Vedische literatuur,
wat aangeeft dat de Veda's in India waren geschreven en niet gebracht
waren naar het Ganges gebied nadat zij op een andere locatie waren geschreven.
De Manu Samhita (2.21-22) beschrijft ook Madhyadesa, de centrale regio
van India, als zijnde de locatie van de Ariërs tussen de Himavat
en Vindhya gebergten, oostelijk van Prayaga en westelijk van Vinasana,
waar de Sarasvati rivier verdwijnt. Het zegt ook dat het land dat zich
uitstrekt tot de oosterse en westerse oceanen Aryavata (plaats van de
Ariërs) wordt genoemd door de wijzen. Dit betekent dat het centrum
van de Vedische beschaving in die tijd nabij de Sarasvati rivier gelegen
was.
Het punt van dit alles is dat er hier meer bewijs is dat de Vedische
Ariërs India niet konden hebben binnengevallen of de Rig Veda hadden
geschreven na 1800 B.C. en alles wisten over de Sarasvati rivier. Feitelijk,
doordat de rivier zo groot was zoals het beschreven is in de Veda's en
Puranas, moesten de Ariërs al aanwezig zijn in dit gebied gedurende
vele duizenden jaren, minstens tot de tijd voor de rivier op begon te
drogen. En als de Ariërs niet de eerste mensen waren in dit gebied,
dan waarom zijn er geen pre-Arische namen voor deze rivieren? Of waarom
heeft niemand de pre-Indus Vallei taal ontdekt als het bevolkt werd door
andere mensen voor de Ariërs arriveerden? En waarom is er geen verslag
van enige Arische invasie in ook maar een van de Vedische literaire teksten?
Met betrekking hiertoe, wijst Mr. K. D. Sethna op pagina 67 van zijn
boek, The Problem of Aryan Origins From an Indian Point of View (Het probleem
van de oorsprong van de Ariërs vanuit een Indiaas oogpunt), erop
dat zelfs geleerden die geloven in een Arische invasie van India rond
het jaar 1500 B.C. toegeven dat de Rig Veda een dergelijke invasie niet
noemt. Op grond van ons onderzoek en bewijzen, kan de Rig Veda op zijn
minst gedateerd worden rond het jaar 3000 B.C. of veel eerder. Dus, voor
alle praktische doeleinden, is er weinig reden om over de oorsprong van
de Vedische Ariërs te discussiëren behalve dan over het gebied
van Noord India.
Dit wordt bekrachtigd in The Cultural Heritage of India (pp. 182-3) (De
culturele erfenis van India) waarin wordt verklaard dat de Indiase traditie
niets weet over enige Arische invasie vanuit het noordwesten of van buiten
India. Feitelijk, noemt de Rig Veda (Boek Tien, hoofdstuk 75) de rivieren
op in de volgorde vanuit het oosten tot het noordwesten, in overeenstemming
met de expansie van de Arische uittocht van India naar het noordwesten.
Dit is overeenkomstig de geschiedenis uit de Puranas dat India de vestigingsplaats
was van de Ariërs, van waaruit zij expandeerden tot landen daarbuiten
in diverse richtingen en de Vedische cultuur zo verspreidden. De Manu
Samhita (2.17-18) wijst er specifiek op dat het gebied van de Vedische
Ariërs ligt tussen de Sarasvati en de Drishadvati rivieren, zoals
op dezelfde wijze gevonden kan worden in de Rig Veda (3.24.4).
De enkele genoemde oorlogen genoemd in de Vedische literatuur zijn die
welke plaats vonden tussen mensen van dezelfde cultuur, of tussen de halfgoden
en demonen, of tussen de krachten van licht en duisternis. Het idee dat
de term 'Ariër'(Aryan of Arya) verwijst naar degenen van een bepaald
ras is misleidend. Het is een term dat betekent iedereen of elk ras dat
nobel is en een rechtschapen of zachtaardig gedrag bezit. Om het idee
van een Arische invasie aan te nemen op grond van Vedische teksten is
gewoonweg een oefening om geïsoleerde verzen uit de context te halen
en door de betekenis van de woorden te veranderen. Zelfs het oudste geschreven
boek, de Rig Veda, bevat geen enkele opsomming van een rondtrekkende stam
van mensen afkomstig van een of ander origineel heilig land of uit enige
regio met gebergten van buiten India. Feitelijk, beschrijft deze het Indiase
subcontinent in herkenbare woorden betreffende de rivieren en het klimaat.
De Sarasvati rivier wordt vaak genoemd in de Rig Veda, wat duidelijk maakt
dat de regio rond de Sarasvati een primair gebied was van de Vedische
volkeren. Verder, beschrijft het geen oorlogen met buitenstaanders, geen
verovering van steden, en geen binnenvallende cultuur of ook maar iets
dat wijst op een invasie van een buitenlandse stam. Slechts veel later
na de Vedische periode is er een invasie van India door de moslims en
de Britten, waarvan er heel veel genoteerd bewijs voor bestaat.
De Vedische literatuur is massief, en geen enkele andere cultuur heeft
iets dergelijks geproduceerd met betrekking tot de oudheidkundige geschiedenis.
Niet de Egyptenaren (Egyptians), Sumeriërs (Sumerians), Babyloniërs
(Babylonians), of de Chinezen (Chinese). Dus als het buiten India was
geproduceerd, hoe komt het dan dat er geen enkele referentie is naar het
eigen land van herkomst? In verband hiermee, hoe konden deze zogenaamde
primitieve nomaden die de Indus regio binnen vielen zo een verfijnde taal
uitvinden en zo een befaamd verslag maken van hun gewoonten ondanks hun
migraties en ontelbare oorlogen? Dit is heel onwaarschijnlijk. Alleen
mensen die goed zijn gevestigd en geavanceerd wat betreft hun kennis en
cultuur zijn, kunnen iets dergelijks doen. Op deze manier, kunnen wij
zien dat de Vedische teksten op elke wijze aanduiden dat de Vedische Ariërs
oorspronkelijk in India ontstaan waren.
Omdat wij over veel bewijzen beschikken heden ten dage in de vorm van
literaire verslagen en archeologische vondsten, zoals wij zullen zien,
druist dit alles in tegen de Arische invasie theorie. Het bewijst hoe
de Vedische Ariërs gingen van India tot Iran, Mesopotamië, Anatolia
en door tot Europa in een westwaartse richting, eerder dan richting het
oosten. De invasie theorie is niets anders dan een product van de fantasie.
6. Meer bewijs voor de oorspronkelijke vestiging van de
Vedische Ariërs
De Brahmaanse priesters en Indiase geleerden geloven dat de Sarasvati
en Ganges Vallei regio's de oorsprong zijn van de Indiase beschaving en
de Arische gemeenschap. Dit kan geloofwaardig klinken als wij kijken naar
de steden in deze regio. Als voorbeeld, ten noorden van Delhi ligt de
stad van Kuruksetra waar de grote oorlog van de Mahabharata plaats vond,
toen Shri Krishna nog op de planeet was, ongeveer meer dan 5000 jaar geleden.
Daar is ook de oude stad Hastinapura, welke eens gesitueerd was langs
de Ganges, totdat de rivier haar loop veranderde en de stad wegspoelde
in het jaar 800 B.C. Dit is de oude stad van de Kuru dynastie in de Mahabharata.
Aardewerk resten zijn gevonden nabij deze locatie welke terug gedateerd
zijn tot minstens 1200 B.C. In New Delhi vinden wij de Purana Qila locatie,
welke bekend staat als een onderdeel van de oude stad Indraprastha. Een
interessant citaat kan gevonden worden in het oude Srimad Bhagavatum (10.72.13)
wat ons enig idee kan geven hoe belangrijk Indraprastha ooit was geweest.
Het stelt dat gedurende de tijd toen Shri Krishna op deze planeet was,
5000 jaar geleden, toen stuurde Koning Yudisthira al zijn broers, de Pandavas,
om de wereld te veroveren in alle richtingen. Dit, om alle landen te laten
participeren in de grote Rajasuya ceremonie welke gehouden zou worden
in de oude stad Indraprastha. Alle landen moesten belasting betalen om
de ceremonie te laten uitvoeren, en om vertegenwoordigers te sturen om
te participeren. Als zij niet wensten deel te nemen, dan zouden zij verwikkeld
raken in een oorlog met de Pandavas. Dus, de hele wereld kwam onder het
juridisch beheer van de Vedisch Arische regering.
Ten zuiden van New Delhi zijn de heilige steden Vrindavan en Mathura
langs de Yamuna rivier. Beide steden staan bekend als belangrijke plaatsen
van Krishna's tijdverdrijf en van Vedische legenden, die duizenden jaren
teruggaan, welke ook beschreven zijn in de Vedische literatuur. Verder
naar het zuiden, ter locatie van de Yamuna, is de oude stad Kaushambi.
Deze stad heeft nog de restanten van massieve defensieve structuren uit
de tiende eeuw B.C. welke veel overeenkomsten vertonen met gebouwen in
Harrappa en de Indus regio, waar gebakken stenen werden gebruikt voor
constructies. De Yajur-veda (Vajasaneyi Samhita 23.18) noemt ook de stad
Kampila, welke halverwege ligt tussen Hastinapur en Kaushambi. De volgende
stad is Allahabad (Prayaga) waar wij de samenvloeiing vinden van de Yamuna
en de Ganges rivier. Deze locatie heeft een belangrijke naam en kent vele
Vedische legenden die zo ver teruggaan in de oudheid dat niemand kan zeggen
wat hen oorsprong is. Dan is daar Varanasi langs de Ganges, wat een andere
stad is boordevol belangrijke oude Vedische legenden. Op korte afstand
naar het noorden van Varanasi ligt Sarnath, waar Boeddha (Buddha) zijn
eerste preek gaf na verlicht te zijn. Na een rit van vier uur met de trein
naar het noorden van Varanasi ligt de stad van Ayodhya, waar Heer Ramachandra
zijn hoofdstad had, zoals volledig beschreven is in de oude Ramayana.
En, natuurlijk, is er het Himalaya gebergte waar vele Vedische verhalen
mee verbonden zijn. Verder nog, zijn er ontelbaar andere plaatsen die
genoemd kunnen worden, welke gerelateerd zijn aan de Vedische legenden
in het hele gebied. (De meesten zijn al beschreven in de hoofdstukken
'Seeing Spiritual India' in een van mijn eerder verschenen boeken).
Hoewel sommige archeologen claimen dat zij geen bewijzen hebben ontdekt
over de aanwezigheid van de oude Vedisch Arische cultuur in deze Ganges
regio, is het zo dat zelfs een vluchtige tour door dit gebied, zoals hierboven
beschreven, duidelijk maakt, dat deze steden en heilige locaties niet
na een enkele dag belangrijk werden, noch op simpele wijze door een immigratie
van mensen, waarvan wordt gezegd dat zij de Veda's met hen meebrachten.
Deze plaatsen konden niet zo snel inbegrepen worden in de Vedische legenden
als de Vedische cultuur uit een ander gebied afkomstig was. Daarom kan
het argument dat de vroegste Vedische literatuur gebracht werd uit een
andere regio of dat het een geografische locatie anders dan India beschrijft
niet simpelweg geaccepteerd worden. Feit is dat heel India en tot aan
de Indus regio het originele woongebied was van de Vedisch Arische cultuur
van waaruit het zijn invloed verspreidde over grote delen van de rest
van de wereld.
7. De Vedische verklaring van de oorsprong van de Ariërs
en hoe hun invloed zich verspreidde door de hele wereld
Hoe de benaming Ariërs gegeven werd aan degenen, die geacht werden
de Indus vallei te zijn binnen gevallen is tot nu toe onzeker, en, zoals
ik heb bewezen, of er ooit echt enige invasie was, is niet langer een
legitieme overweging. Desalniettemin, de term Ariër (aryan) is toegepast
op die mensen die de vlakten hadden bewoond tussen de Caspische (Caspian)
en de Zwarte Zee (Black Sees). De hypothese is dat zij begonnen te migreren
rond het begin van het tweede millennium B.C. Sommigen gingen naar het
noorden en noordwesten, sommigen gingen westwaarts en vestigden zich in
delen van het Midden Oosten (Middle East), terwijl anderen reisden naar
India door de Indus Vallei. Diegenen waarvan wordt gezegd dat zij naar
India kwamen waren de 'binnenvallende Ariërs' (invading Aryans).
De Vedische literatuur weergeeft een andersoortig scenario. Zij presenteert
bewijs dat oudheidkundig, pre-historisch India een veel groter gebied
omvatte, en dat de echte Ariërs geen aanvallers waren uit het noorden
in het Indus gebied, maar dat zij de oorspronkelijke inwoners waren, welke
afstammelingen waren van de Vedische gemeenschap dat zich had verspreid
over de wereld vanuit het gebied van India. Laat ons eraan herinnerd worden
dat de term Ariër (aryan) verward was met de betekenis licht of lichte
gelaatskleur. Hoewel, Aryan refereert naar Arya, of een zuiver bewustzijn
gericht naar God, niet blank (wit) of blanke (witte) mensen. In de Vedische
sutras, wordt het woord aryan gebruikt in relatie tot degenen die spiritueel
georiënteerd zijn en of met een nobel karakter. Het Sanskriet woord
aryan is linguïstisch gerelateerd aan het woord harijana (spreek
uit hariyana), wat betekent iemand gerelateerd aan God, Hari. Derhalve
is de echte betekenis van de benaming aryan een verwijzing naar mensen
gerelateerd aan de spirituele Vedische cultuur. Het heeft weinig te maken
met de zogenaamde 'binnenvallende Ariërs'. Aryan refereert naar degenen
die de Vedische leer praktiseren en betekent niet een bepaald ras van
mensen. Daarom is het mogelijk dat iedereen een Ariër kan zijn door
de heldere, verlichtende Vedische filosofie te volgen, terwijl zij die
het niet volgen niet-ariërs zijn. Dus, de naam Ariër (Aryan),
zoals het algemeen geaccepteerd wordt vandaag, is verkeerd toegepast op
een groep mensen, waarvan wordt gezegd dat zij vanuit het noorden migreerden
naar India.
Sommigen noemen deze mensen Sumeriërs (Sumerians), maar L. A. Waddell,
hoewel hij deze naam ook gebruikt, verklaart dat de benaming Sumeriër
niet bestaat als een etnische aanduiding en was verzonnen door de moderne
Assyriologisten (Assyriologists) en gebruikt om de Arische volkeren aan
te duiden. En Dr. Hall zegt in zijn boek Ancient History of the Near East
(Oude geschiedenis van het nabije Oosten), dat er een antropologische
overeenkomst is tussen de Dravidiërs (Dravidians) van India en de
Sumeriërs van Mesopotamia, wat suggereert dat de groep mensen benaamd
als de Sumeriërs feitelijk van Indiase herkomst waren. Met deze informatie
in gedachten, is het duidelijk dat de echte Ariërs de Vedische volgelingen
waren, die al leefden in heel India en in het noorden verder dan de Indus
regio.
Als hulpmiddel, om te begrijpen hoe de Arische invloed zich heeft verspreid
in de wereld, verklaart L. A. Waddell dat de Ariërs de prehistorische
handelsroutes vestigden over land en over zee, vanaf tenminste het begin
van het derde millennium B.C., of zelfs nog veel eerder. Waar ook de Ariërs
heen gingen, al dan niet in Egypte, Frankrijk, Engeland, of ergens anders,
overal lieten zij hun heerschappij en cultuur zegevieren, veelal in het
belang van de vooruitgang van de voorafgaande cultuur van het gebied.
Zij brachten verspreide stammen bijeen en clans tot nationale eenheid
welke in toenemende mate uitblonken aangaande hun systemen van sociale
organisatie, handel en kunst. Tijdens de zoektocht naar nieuwe bronnen
van metalen, zoals tin, koper, goud en lood, vestigden de Ariërs
havens en kolonies tussen de lokale stammen, welke zich later ontwikkelden
tot aparte staten, die veel van hun tradities en culturele kenmerken ontleenden
aan dat van de heersende Ariërs. Natuurlijk, naargelang de handel
met de Ariërs verminderde, vooral na de Mahabharata oorlog in India,
werden variaties van de legenden en culturen prominent. Dit verklaart
de vele overeenkomsten tussen de verschillende oude beschavingen van de
wereld, en ook de vele gelijkenissen welke tot nu toe bestaan.
Een andere overweging is dat doordat de Ariërs gecentraliseerd waren
in de Ganges vlakten en de Himalaya gebergten, konden zij van daaruit
zich verspreid hebben naar het oosten langs de Brahmaputra rivier en tot
over de vlakten van Tibet. De Chinezen, in de vorm van de Cina stam, zijn
waarschijnlijk ook hier ontstaan, doordat zij een legende hebben over
de heilige berg in het westen met vier rivieren. De oude Puranas verklaren
dat Manu en zijn zonen heersten over dit gebied, over vele landen ten
noorden van de bergen Meru en Kailas en over het zuiden. Anderen gingen
van de Indus naar Kashmir en Afghanistan en door tot in Centraal Azie.
Anderen gingen naar de gebieden van Gujarat en Sind, en door naar Perzie
en de Golf regio. Dit is hoe de Sumerische beschaving werd gevestigd,
samen met Babylonie. Van daaruit gingen zij verder tot Turkije en Europa.
Na zich verspreid te hebben door heel Zuid India, gingen zij door naar
beneden langs de Ganges via de oostelijke zee tot in Maleisië en
Indonesië, om daar de oude Vedische cultuur te vestigen. Over zee
gingen zij door tot China, en ontmoetten de Ariërs die daar al mogelijkerwijs
waren. Van China en het oosten, zeilden zij over de Grote oceaan (Pacific
Ocean) en bereikten uiteindelijk Amerika, welke zij koloniseerden. Er
is voldoende bewijs hiervan, wat gepresenteerd wordt in de hiernavolgende
hoofdstukken.
Wij kunnen sommige gevolgen zien van deze verspreiding vanuit India met
betrekking tot het woord Aryan. De naam Harijana of Aryan ontwikkelde
zich tot Syriana oftewel de Syriërs (Syrians) in Syrië (Syria),
en Hurrians tot Hurri, en Arianna of tot Iraniër (Iranians) in Iran.
Dit wijst uit dat zij eens onderdeel waren van de Vedische gemeenschap.
Een soortgelijk geval is de naam Parthians in Partha, een ander oud land
in Perzië (Persia). Partha was de naam van Krishna's vriend Arjuna,
een Vedische Ariër, en betekent de zoon van Koning Prithu. Dus de
benaming Parthian duidt degenen aan die afstammelingen waren van Koning
Prithu. Parthianen (Parthians) hadden ook een goede relatie met de eerste
Joden, omdat de Joden gewend waren om graan te kopen van de Parthianen.
De Grieken refereerden naar de Joden als de Judeos, of Jah deos of Yadavas,
wat betekent mensen van Ya of afstammelingen van Yadu, een van de zonen
van Yayati. Het is ook aangenomen dat de basis van de Kabbalah, het boek
van mystieke Joodse concepten, ook beschreven in het boek 'The Holy Kabbalah'
(De heilige Kabbalah), door Arthur Edward Waite, is verbonden met Kapila
Muni, een Indiase wijze en incarnatie van Krishna, die de grondslagen
vestigde van de analytische sankhya-yoga filosofie. Daarom is er voldoende
bewijs van een verband tussen de eerste Joden en de oude Vedische cultuur.
Een ander aspect van het verband tussen deze gevarieerde gebieden en
de Vedische cultuur is uitgelegd in de Vedische literatuur. In de Rig
Veda (10.63.1) is Manu de eerste van de koningen en zieners. Manu en zijn
familie waren overlevenden van de wereld vloed (zondvloed), zoals genoemd
in de Shatapatha Brahmana (1.8.1). Dus, een nieuwe start van het menselijk
ras kwam van hem, en de hele mensheid stamt af van Manu. De Atharva-veda
(19.39.8) noemt de plaats waar zijn schip strandde in het Himalaya gebergte.
Een tempel die de locatie aangeeft, waar het schip van Manu als eerste
het land raakte na de vloed, ligt in Noord India in de heuvels van Manali.
Zijn belangrijke afstammelingen waren de Pauravas, Ayu, Nahusha, en Yayati.
Vanuit Yayati ontstonden de vijf Vedische clans; de Purus, Anus, Druhyus,
Turvashas, en Yadus. De Turvashas zijn gerelateerd aan het zuidoosten
van India, Bengalen (Bengal), Bihar en Orissa, en zijn de voorouders van
de Dravidiërs (Dravidians) en de Yavanas. Yadu is gerelateerd aan
het zuiden of zuidwesten, Gujarat en Rajasthan, van Mathura tot Dwaraka
en Somnath. De Anus zijn gerelateerd aan het noorden, tot Punjab, en ook
nog Bengalen en Bihar. De Druhyus zijn gerelateerd aan het westen en noordwesten,
zoals aan Gandhara en Afghanistan. Puru is verbonden met de centrale Yamuna/Ganges
regio. Van allemaal behalve Puru was bekend dat zij periodiek de Vedische
Dharm hadden verlaten, en vele oorlogen in de Puranas werden gevoerd met
deze groepen.
Zoals verklaart door Shrikant Talageri in zijn boek, The Aryan Invasion
Theory: A Reappraisal (pp. 304-5, 315, 367-368), (De Arische Invasie Theorie:
een herwaardering), vanuit deze afstammelingen, de Purus waren de Rig
Vedische mensen en ontwikkelden de Vedische cultuur in noordelijk centraal
India en in de Punjab, langs de Sarasvati rivier (Rig-veda 7.96.2). De
Anus van zuidelijk Kashmir langs de Parushni of moderne Ravi rivier (Rig-veda
7.18.13) verspreidden zich over westelijk Azië en ontwikkelden de
verschillende Iranese (Iranian) culturen. De Druhyus ten noordwesten van
het gebied van Punjab en Kashmir verspreidden zich in Europa en werden
de westerse Indo-europeanen, of de Druïden en oude Kelten. Een eerste
groep ging naar het noordwesten en ontwikkelden het proto-Germaanse (proto-Germanic)
dialect, en een andere groep reisde verder naar het zuiden en ontwikkelden
de proto-Hellenische (proto-Hellenic) en Italiaanse-Keltische (Itallic-Celtic)
dialecten. Andere stammen waren bovendien nog de Pramshus in westelijk
Bihar, en Ikshavakus van noordelijk Uttar Pradesh.
Een bijkomstigheid, volgens de legenden, was dat duizenden jaren geleden
Kashmir een groot meer was omgeven door mooie bergpieken. Hier was het
waar de godin Parvati in haar boot verbleef. Op een dag ging zij Heer
Shiva bezoeken in de gebergten. Toen veroverde een grote demon het meer.
Kashyapa Muni, die aanwezig was in die tijd, riep de godin om terug te
keren. Samen joegen zij de demon weg en creëerden een grote vallei.
Het werd Kashyapa-Mira genoemd, en later verkort tot Kashmir. Dit bewijst
opnieuw de Vedische verbindingen van dit gebied.
Andere stammen die genoemd zijn in de Vedische teksten zijn de Kiratas,
die het bergvolk waren van Tibet en Nepal, vaak onzuiver van geaardheid
omdat zij de Vedische Dharma niet praktiseerden. De Vishnu Purana (4.3.18-21)
noemt ook de Shakas die de Scythen (Scythians) zijn van het vroege Centraal
Azië, de Pahlavas die de Perzen (Persians) zijn, en de Cinas die
de Chinezen zijn. Zij werden allemaal beschouwd als vervallen adellijken
of Kshatriyas die verjaagd werden uit India gedurende het regiem van Koning
Sagara.
Om het verder te verklaren, Yadu was de oudste van de vijf zonen van
Yayati. Yayati was een groot heerser van de wereld en een van de oorspronkelijke
voorvaderen van degenen van het Arische en Indo-europese erfgoed. Yayati
verdeelde zijn koninkrijk onder zijn zonen, die toen hun eigen dynastieën
startten. Yayati had twee vrouwen, Devayani en Sharmistha. Yayati had
twee zonen van Devayani: Yadu en Turvasu. Yadu was de vestiger van de
Yadu dynastie, genoemd als de Yadavas, later bekend als de Maan Dynastie
(Lunar Dynasty). Vanuit Turvasu ontstond de Yavana of Turk dynastie. Met
Sharmistha had Yayati drie zonen: Druhya, die de Bhoja dynastie startte;
Anu, die de Mleccha of Griekse dynastie startte; en Puru die de Paurava
dynastie startte, waarvan wordt gezegd dat het zich bevond langs de Ravi
rivier en later langs de Sarasvati. Sommigen zeggen dat deze clan later
vertrok naar Egypte en de Farao's (Pharaohs) werden en heersers van dat
gebied. Deze Arische stammen, ontstaan in India uit koning Yayati en genoemd
in de Rig Veda, en in de Vishnu en Bhagavat Puranas, verspreidden zich
over de hele wereld.
Het Yadava koninkrijk werd later verdeeld onder de vier zonen van Bhima
Satvata. Uit Vrishni, de jongste, kwam Vasudeva voort, de vader van Krishna
en Balarama en hun zuster Pritha of Kunti. Kunti trouwde met de Yadava
prins Pandu, wiens afstammelingen de Pandavas werden. Kunti werd de moeder
van Yudhisthira, Bhima, en Arjuna (Partha), de drie oudere Pandavas. De
jongere Pandavas waren Nakula en Sahadeva, geboren uit Madri, de tweede
vrouw van Pandu. Na hun vertrek naar de westkust van India, leefden zij
te Dwaraka onder de bescherming van heer Krishna. Tegen de tijd dat Krishna
verdween van de aarde, brak er een allesvernietigende oorlog uit en de
meeste van de Pandavas werden gedood, die uitgegroeid waren tot een grote
clan. Zij die het overleefd hadden gingen waarschijnlijk naar de Indus
Vallei waar zij zich vestigden en een ander deel van de geavanceerde Vedische
gemeenschap startten. Andere zijn misschien verder naar het westen gegaan
tot in Egypte en sommigen tot in Europa, zoals eerder werd verklaard.
Dit is verder toegelicht in de Mahabharata waar verscheidene provincies
van zuidelijk Europa en Perzië (Persia) genoemd zijn, welke ooit
verbonden waren met de Vedische cultuur. De Adi-parva (174.38) van de
Mahabharata beschrijft de provincie van Pulinda (Griekenland) welke veroverd
was door Bhimasena en Sahadeva, twee van de Pandava broers. Dus, de oude
Grieken waren eens een onderdeel van Bharata-varsa (India) en van de Vedische
beschaving. Maar later verbraken de mensen hun affiliatie met de Vedische
gemeenschap en werden daarom geclassificeerd als Mlecchas. Hoewel, in
de Vana parva sectie van de Mahabharata is voorspeld dat deze niet-Vedische
gemeenschap eens over een groot deel van de wereld zou heersen, inclusief
India. Alexander de Grote veroverde India voor de Pulinda of Griekse beschaving
in 326 B.C., en vervulde de profetie.
De Sabha-parva en Bhisma-parva secties van de Mahabharata noemen de provincie
van Abhira, gelokaliseerd nabij wat eens de Sarasvati rivier was in de
oude Sind. Over de Abhiras werd verteld dat zij krijgers waren die India
hadden verlaten uit angst voor heer Parashurama en verschuilden zichzelf
in de Caucasische heuvels (Caucasion hills) tussen de Zwarte en Kaspische
zee. Later, gedurende enige tijd, werden zij overheerst door Maharadja
Yudisthira. Alhoewel, de wijze Markandaya voorspelde dat deze Abhiras,
nadat zij hun band met de Vedische gemeenschap verbroken hadden, eens
over India zouden heersen.
Een andere provincie genoemd in de Mahabharata (Adi-parva 85.34) is die
van de Yavanas (Turks) die zo waren vernoemd als afstammelingen van Maharadja
Yavana (Turvasu), een van de zonen van Maharadja Yayati, zoals eerder
was uitgelegd. Zij hadden de Vedische cultuur ook verlaten en werden Mlecchas.
Zij vochten in de strijd te Kuruksetra tegen de Pandavas aan de zijde
van Duryodhana en verloren. Hoewel, het was voorspeld, dat zij op een
dag zouden terugkeren om Bharata-varsa (India) te veroveren, en inderdaad,
gebeurde dat. Muhammed Ghori viel later aan en veroverde delen van India
voor de Islam vanuit de Abhira en Yavana of Turkse (Turkisch) landen.
Dus, wij kunnen zien dat deze provincies in het gebied van Griekenland
en Turkije (en de landen tussen India en daar) eens onderdeel waren van
de Vedische beschaving en eens niet alleen politieke en culturele bindingen
hadden, maar ook voorouderlijke verbanden. Dit is de Vedische versie,
van de oorsprong van de Arische beschaving en hoe haar invloed zich verspreidde
in vele variaties door de wereld.
8. De chronologie van de gebeurtenissen aangaande de verspreiding
van de Vedische cultuur
Nu zal ik de basale chronologische volgorde bij elkaar zetten aangaande
de verspreiding van de Vedische cultuur vanuit India. Volgens de Vedische
traditie, werd de originele spirituele en Vedische kennis gegeven aan
de mensheid door God aan het begin van de schepping. Dus, er was ooit
een uiterst geavanceerde Vedische en spirituele beschaving in de wereld.
Hoewel, door verschillende veranderingen van de aarde, zoals ijstijden,
aardbevingen, droogten, enz., veranderde de structuur van de wereld culturen.
Sommigen van deze gebeurtenissen zoals de grote vloed, zijn opgetekend
door de meeste culturen door de hele wereld.
Veel geleerden voelen aan dat de globale zondvloed zich voltrok omstreeks
13 000 jaar geleden. Sommigen denken dat het gebeurd kon zijn door een
inslag van een meteoriet, die het einde van de ijstijd inluidde en het
wegsmelten op grote schaal veroorzaakte, welke het water produceerde dat
de hele planeet overspoelde. Veel land verdween, en de wereldvloed vernietigde
het grootste deel van de wereld bevolking. Grote meren werden gevormd,
al het laagland verdween, en landen zoals Egypte werden overstroomd door
water. Dit betekende dat de geavanceerde beschaving die eens de wereld
bevolkte nu was verdwenen, en vervangen zou worden door de overlevenden.
Het waren de marine volkeren, zoals de Vedische Manu en zijn familie,
die de vloed overleefden en andere delen van de wereld koloniseerden.
Verdere informatie over de laatste ijstijd en de wereldvloed is summier
verklaard door Dr. Venu Gopalacharya. In een persoonlijke brief aan mij
(22 juli 1998), verklaarde hij dat, 'Er zijn achttien Puranas en sub-Puranas
in Sanskriet. Volgens deze geschriften, overleefden alleen degenen de
ijsbergen en zondvloed, die gevestigd waren in de hoge gebergten van Centraal
Azië en rond de Kaspische Zee, na het einde van de vierde ijstijd.
Gedurende de periode van het einde van de vierde ijstijd en de grote zondvloed,
waren er 12 grote oorlogen voor de overheersing van de wereld. Zij verdeelden
de wereld regio's in twee delen. De aanbidders van de heilzame krachten
van de natuur, of Devas, gevestigd vanaf de Caspische Zee tot de oostelijke
oceaan, en de aanbidders van de kwade krachten van de natuur, welke de
landen hadden veroverd ten westen van de Kaspische zee. Zij stonden bekend
als de Assyriërs (Assyrians, Asuras), Daityas (Dutch, Nederlanders),
Daiteyas (Deutch of Duits), Danavas (Danes, Denen), en Danutusahs (Kelten).
Sommigen van hen migreerden naar het Amerikaanse continent. De Maya's
(Mayas), Tolteken (Toltecs), en de heersers van Palanque (Patalalanke),
werden beschouwd als de Asuras, die migreerden naar de Patala (land beneden),
of het land van de onsterfelijken, Amaraka. (Dit is het originele Sanskriet
woord waaruit de naam van Amerika is afgeleid. Mara in Sanskriet betekent
dood, amara betekent geen dood of voorbij het). Tijdens de zondvloed,
werden de meeste van deze landen weggespoeld. Noah (Manu) en zijn subjecten
werden bekend als Manavas, werden overheerst door de monarchen van de
wereld. Zij waren de opvolgers van zijn (manu's) negen zonen en een dochter.'
Dr. Venu Gopalacharya vervolgt zijn betoog in zijn boek, World-Wide Hindu
Culture and Vaishnava Bhakti (pages 117-18) (Wereldwijde Hindoe cultuur
en Vaishnava Bhakti). Hij verklaard verder hoe deze Vedische cultuur doorging
met haar verspreiding na de grote zondvloed. Het was onder het leiderschap
van de Zonne dynastie (Solar dynasty) prinsen dat een tak van Indiërs
naar het westen van de Indus rivier vertrokken en het gebied van Abessinië
(Abyssina) bezetten en de omliggende gebieden rond de rivieren de Nijl,
Gambia en Senagal. De namen van Abessinië (Abyssina) en Ethiopië
(Ethiopia) zijn afgeleid van woorden die betekenden kolonies van de mensen
van de Sindhu en de Aditya of Zonne dynastie. Je kan vele namen herkennen
van plaatsen in en om Ethiopië die afgeleid zijn van het originele
Sanskriet. Dus, na de grote overstroming, heersten de negen zonen van
(sommige bronnen vermelden tien zonen) Vaivasvata Manu over de verschillende
delen van de wereld. Zij en hun opvolgers droegen zorg over het vestigen
van de Vedische principes van de Sanathana Dharma, de verheffende wijze
van leven om het behouden en onderhouden van de spirituele identiteit
van een persoon en het verband met de Allerhoogste. Dit was de essentie
van de leringen van Vaivasvata Manu. Dit werd vooral onderwezen en strikt
gevolgd door de grote heersers van de Zonne dynastie, die bestuurd werd
vanuit Ayodhya. Deze principes omvatten het belijden van de waarheid,
geweldloosheid, celibaat, reinheid, geen hebzucht, standvastigheid van
gedachte, vrede, rechtvaardigheid en zelfbeheersing, zoals uitgelegd door
Heer Sri Rama en zijn voorouders zoals Sagara, Ambarisha, Dilipa, Raghu,
en Dasaratha. Dit is uitgelegd in Kalidasa's Raghuvamsha en ook in andere
Puranas en in de Itihasas. Deze standaard werd nog populairder onder de
oude Indiërs dan onder mensen in andere delen van de wereld, en,
hierdoor werd India het centrum van de Vedische wijze van leven sinds
het begin der tijden.
Ongelukkigerwijs is dat veel van de meest oude bronnen, waarin wij misschien
wel meer exacte informatie konden vinden over deze vroege geschiedenis,
werden vernietigd door de revolutionaire fanatiekelingen in plaatsen zoals
Alexandrië, Pusa, Takshashila, en andere gebieden in Centraal Azië,
en Centraal en Zuid Amerika. Zij deden dit met de proclamatie dat zulke
kennis en bronnen onnodig waren, als zij al bevatten wat al in hun eigen
religieuze boeken stond, maar dat zij moesten worden vernietigd als zij
iets anders bevatten. Dit is de verklaring van de mythologie van Egypte,
Babylonië, de Joden, het oude Testament, en de heilige Koran, die
alleen summiere verslagen bevatten van de prehistorische feiten van 2500
jaar geleden, anders dan de geschiedenissen met meer duidelijke details
gevonden in de oude literatuur van de Veda's en Purana's.
In ieder geval, kunnen wij nu zien dat de Vedische Ariërs eens woonden
in de regio van India sedert de laatste zondvloed, vanaf ongeveer 13 000
tot 10 000 B.C. Dus, er kon geen enkele pre-Arische beschaving in dit
gebied zijn dat ooit veroverd werd door zogenaamde 'binnenvallende Ariërs'
in het jaar 1500 B.C.
Door de vele soorten bewijzen te gebruiken welke eerder aangeleverd zijn
in dit hoofdstuk, is het duidelijk dat het hoogtepunt van de Vedische
tijd zeker plaats vond lang voor het jaar 3100 B.C., evenals de vroege
periode van 4000 tot 5000 jaar B.C., zoals sommige geleerden aanvoelen.
Bal Gangadhar Tilak schat de Veda's reeds bestonden voor de tijd van 6000
B.C., gebaseerd op historische data, terwijl anderen zeggen dat het terugging
tot de periode van 7000-8000 B.C. Doordat de Vedische cultuur gedurende
deze tijd een orale traditie gebruikte, en de literatuur nog niet in geschreven
vorm was opgetekend, konden de basis verzen van de Rig Veda, en zelfs
van de Atharva Veda en anderen, zelfs hebben bestaan gedurende duizenden
jaren. Deze Veda's werden gebruikt voor het leven van alledag voor de
filosofie, verering en rituelen van de gemeenschap. Daarom, waren zij
een hoogstaand en verfijnd product van een hoog ontwikkelde gemeenschap,
en moeten zij terug dateren tot uit de allervroegste oudheid. Of, zoals
de traditie zelf verklaard, de essentie van de Vedische kennis was gegeven
aan de mensheid door God gedurende tijdsperiode van de universele schepping
en bestond dus altijd al.
Rond het jaar 3700 B.C. bestonden alle belangrijke boeken van de Rig
Veda al en waren zij bekend. Natuurlijk, was dit nog steeds een orale
traditie en konden aanvullende boeken erbij toegevoegd zijn. Een punt
in verband hiermee is dat de vader van de grote Bhisma Shantanu was, wiens
broer, Devapi, grote invloed had op verscheidene verzen van de Rig Veda.
Dit kon niet veel eerder gebeurd zijn dan 3200 B.C., omdat Bhisma een
prominente rol speelde in de Mahabharata oorlog te Kurukshetra, welke
volgens berekeningen plaatsvond rond het jaar 3137 B.C. Verdere berekeningen
kunnen gevoerd worden met de lijst van dynastieën zoals gevonden
in de Adi Parva van de Mahabharata. Met behulp van deze lijst, vanaf het
jaar 3100 B.C. krijgen wij een toevoeging van 630 jaren of langer tot
terug in de tijd van Sudas en de oorlog van de Tien Koningen, zoals beschreven
in de Rig Veda. Dit brengt ons terug naar het jaar rond 3730 B.C. Daarom
kan het hoogtepunt van het Vedische tijdperk niet later gedateerd worden
dan 3700 B.C.
Op grond van de Vedische literatuur, kunnen wij ook zien dat de Sarasvati
rivier op haar hoogtepunt was rond 4000 tot 5000 B.C. of nog eerder. Dit
is toen het werd genoemd in de Rig en Atharva Veda's. Dit was ook de tijd
toen de Vedische cultuur zich verspreidde door de hele wereld, eerder
door handel, migratie, of doordat sommige van de gedegenereerde stammen
verjaagd werden uit het gebied van India. Sommige van deze eerste stammen
die India moesten verlaten omvatten de Prithu-Parthavas (die later de
Parthians (Perzen) werden), de Druhyus (die de Druïden werden), de
Alinas (Hellenes of oude Grieken (Greeks)), de Simyus (Sirmios of oude
Albanezen (Albanians)), de Cinas (Chinezen), en anderen. Dit kon gebeurd
zijn rond het jaar 4500 B.C., zoals uitgelegd door N. S. Rajaram in het
boek The Vedic Aryans and the Origins of Civilization (p. 210) (De Vedische
Ariërs en de oorsprong van de beschaving). Deze waren enkele van
de eerste van de Ariërs, die de alleroudste Indo-europese gemeenschap
creëerden. Zij namen de Vedische gebruiken, taal, rituelen, enz.
met zich mee, welke allemaal geleidelijk aan veranderden in de tijd wegens
het niet serieus navolgen van de Vedische tradities, of omdat het nauwe
contact met het orthodoxe thuisland verbroken was. Dit kan zeker verklaren
waarom er zoveel overeenkomsten zijn in talen en culturen, welke wij nu
vinden tussen vele regio's in de wereld, vele welke wij later verklaren
in dit boek.
Gedurende het vierde millennium, rond het jaar 3800 B.C, had Noord India
voldoende water met zulke grote rivieren, zoals de Indus in het noorden,
de Ganga in het oosten, en het centrale Sarasvati-Drishhadvati rivieren
stelsel, welke gevoed werd door de Sutlej en de Yamuna. De grote Thar
woestijn creëerde toen nog geen verdeling tussen Noord India en de
westelijke gebieden. Dus het was allemaal een grote culturele entiteit.
Dus, de centrale Vedische gemeenschap besloeg een veel groter gebied en
had grotere invloed dan het huidige landgebied van India vandaag.
Alhoewel, voor de tijd van de Mahabharata oorlog, had de Yamuna haar
loop veranderd en mondde niet meer uit in de Sarasvati, maar stroomde
leeg in de Ganga. Tegen de tijd van de Mahabharata, rond 3100 B.C, is
de Sarasvati beschreven in relatie tot de pelgrimstocht van Balarama (Shalya
Parva, 36-55), als zijnde nog significant in haar heiligheid, maar vanaf
haar begin stroomde het slechts tot een reis van veertig dagen te paard
tot in de woestijn waar het verdween. Alles wat overgebleven was, waren
de heilige plaatsen welke gelegen waren aan de oevers ( en ook genoemd
zijn in 3.80.84; 3.88.2; & 9.34.15-8). De Mahabharata beschrijft ook
de geografische locatie van de rivier, door te zeggen dat het stroomde
vlakbij Kurukshetra (3.81.125). Soortgelijke informatie samen met de plaats
waar de Sarasvati verdwijnt, Vinasana, kan gevonden worden in de Manu
Samhita (2.21). Langzaamaan vergrootte de woestijn zich en de mensen van
de westelijke regio gingen toen door met hun migratie naar het westen,
en verloren hun contact met hun Vedische wortels. Dit hielp verder bij
in de ontwikkeling van de Sumerische en Egyptische gemeenschappen.
De volgende belangrijke tijdsperiode van 3100 B.C. of eerder markeerde
niet alleen het tijdperk van de Mahabharata oorlog, de verdwijning van
Heer Krishna, en het begin van het Kali Yuga tijdperk, maar markeerde
ook het begin van het eind van het Vedische tijdperk. De oorlog te Kurukshetra
was het begin van de afbraak van de Vedische cultuur en haar globale kontakten.
Het is ook de tijd waarbij de resterende hoofdbestanddelen van de Vedische
literatuur werd gecompileerd, wat verwezenlijkt werd door Srila Vyasadeva,
waarvoor hij was verschenen in deze wereld. En doordat er geen Arische
invasies in India of de Indus Sarasvati regio waren, zoals wij al hebben
beschreven, dan is dit de tijd toen de Harappan beschaving zich begon
te formeren, of het bereikte zijn hoogtepunt als het al reeds bestond.
Verder, was dit ook de tijd van de eerste en tweede dynastie in Egypte,
wat wordt bevestigd door het feit dat veel geleerden van mening zijn dat
de piramiden van Egypte rond deze tijd zijn gebouwd. Sommige geleerden
zijn van mening dat de Step piramide in Sakkara, 48 kilometer (30 mijlen)
ten zuiden van Giza, was gebouwd rond 5000 jaar geleden (rond het jaar
3000 B.C.), terwijl andere denken dat het terug dateert tot 2650 B.C..
Dit suggereert ook dat de Sumerische beschaving haar hoogtepunt naderde
gedurende deze periode. Het was ook zo dat toen de Egyptenaren en Sumeriërs
afhankelijk waren van de mathematische systemen en formules van de Shulbasutras
uit India voor hun eigen architectuur, altaren en stedenbouwkundige planning,
zoals ook het geval was met de locaties van de Harappan beschaving.
Vanaf 3000 tot 2000 B.C., terwijl de mensen doorgingen met zich te verspreiden
vanuit India naar het westen, was er nog steeds veel contact tussen India
en tussen zulke gebieden als Egypte, Sumerië, Mesopotamië, en
anderen. Hoewel, de grote droogte van 300 jaar in dit gebied creëerde
grote problemen voor al deze beschavingen. Velen zijn het ermee eens dat
de Harappan beschaving eindigde rond de periode 2500-2200 B.C. Deze droogte
van 300 jaar, zonder enige aanvallers, veroorzaakte het begin van het
einde van de Harappan locaties, en ook dat van de Akkadische (Akkadian)
gemeenschap. De oude Egyptische beschaving naderde toen ook zijn eind
door deze droogte, en liet ons alleen de overblijfselen achter van haar
monumenten en geschreven teksten, welke wij nog steeds volledig proberen
te begrijpen in onze tijd. Haar bevolking migreerde vermoedelijk op zoek
naar betere middelen van bestaan. Verder nog, 3000 tot 2500 B.C. is ook
de periode, volgens Britse archeologische schattingen, waarbij men gelooft
dat toen de Druïden en hun priesters in Engeland aankwamen. Alhoewel,
de Engelse Druïden beweren dat hun oorsprong in het Oosten ligt vanaf
de tijd terug tot 3900 B.C., welke dichtbij ligt bij de Vedische versie.
Tegen het jaar 2000 B.C. had de rivier Sutlej haar loop verandert en
stroomde in de Indus, terwijl de woestijn gestadig groeide. Hierdoor verloor
de Saraswati haar bronnen om nog langer de grote rivier te zijn welke
zij eens was. Rond 1900 B.C. hield de Sarasvati rivier uiteindelijk op
met stromen en droogde geheel op, en droeg bij aan de uittocht van mensen
van noordwest India naar andere plaatsen, en aan de realisatie van de
Ganges regio als de belangrijkste voor de overgebleven Vedische gemeenschap.
Toen de Sarasvati was verdwenen, verving de Ganges haar als de heiligste
van alle rivieren.
Na 2000 B.C. was er een periode van veel migratie van Indiase Ariërs
naar West Azië, Mesopotamië, Iran en verder weg. Toen ontstonden
de Kassieten (Kassites), Hittieten (Hittites) en Mittani, samen met de
Kelten, Scythen (Scythians), enz., die allemaal meededen met hun eigen
migraties.
De oorzaak waarom de bevolking van Europa geleidelijk aan hun band met
India vergat, kwam doordat de kontakten met India werden gereduceerd tot
aan de Grieken en Romeinen. Toen Alexander en de Grieken India aanvielen,
waren de kontakten verminderd tot bijna niets gedurende eeuwen. Daarna
werden de Romeinen Christenen, en verplichtten de rest van Europa om hen
te volgen. Hierdoor bleven de Arabieren over als voornaamste handelaren
tussen India en Europa, tot de oorlogen zich ontwikkelden tussen de Christenen
en de groeiende aantallen moslims. Toen de moslims Constantinopel veroverden
in Turkije, beheersten zij alle handelsroutes tussen Europa en India,
en dwongen de Europeanen om een zeeroute te vinden naar India. Dit leidde
tot de 'ontdekking' van Amerika, Australië, en van delen van Afrika.
Later, toen de handelsroutes naar India werden heropend, werden missionarissen,
nieuwe aanvallers en zogenaamde geleerden de nieuwe veroveraars. Samen
met hen ontstonden de nieuwe versies van de geschiedenis welke de echte
oorsprong en erfenis van India bagatelliseerden.
9. Conclusie
Dit hoofdstuk levert bewijzen op voor de echte oorsprong van de Vedische
Ariërs. Het maakt ook duidelijk dat het in het Oosten is, vooral
in het gebied van India, waar de oorsprong van geavanceerde beschaving
en de essentie van religie en spirituele filosofie terug getraceerd kunnen
worden. Vanuit daar had de Arische invloed zich verspreid naar vele andere
regio's en kan het nog steeds herkend worden in vele culturen. Slechts
enkele heldere en nuchtere mensen die naar het hele beeld kijken van deze
vorm van religieuze ontwikkeling zullen de inherente eenheid in de wereld
en haar geschiedenis begrijpen. Zo een eenheid wordt alleen verstoord
door de onvolwassenheid, dogmatiek en zelf gecentreerde gevoelens voor
regionale en culturele superioriteit van de mensheid. Wij hebben dit gezien
in de propaganda welke effectief werd gebruikt door de Nazi's en die nu
gebruikt wordt door neonazi's en blanke suprematie groeperingen, die nu
de moderne mythe gebruiken dat de originele locatie van het Arische ras
in Noordelijk Europa ligt. Dus, zij impliceren dat leden van dit ras superieur
zijn ten opzichte van alle andere rassen aangaande het fysieke, de taal,
de mentale capaciteiten, en qua cultuur. Deze mythe moet gezien worden
zoals het is, omdat er geen twijfel aan is dat de echte Arische mensen
van oorsprong uit India en de Indus Vallei kwamen en zich van daaruit
verspreidden en niet vanuit Europa.
Zoals N. S. Rajaram mooi verklaart in Vedic Aryans and The Origins of
Civilization (pp. 247-8) (De Vedische Ariërs en de oorsprong van
de beschaving),
'Als conclusie: op grond van archeologie, satellietfotografie, metallurgie
en oude wiskunde, is het nu duidelijk dat er een grote beschaving, hoofdzakelijke
spirituele beschaving bestond, voor de opkomst van Egypte, Sumerië
en de Indus Vallei. Het moederland van deze oude wereld was de regio van
de Indus tot de Ganges (Ganga), het land van de Vedische Ariërs.
"Deze conclusie op basis van wetenschappelijke bevindingen van de
afgelopen drie decennia vernietigd de theorie dat nomadische Ariërs
uit Centraal Azië een aanval pleegden op de vlakten van India omstreeks
het tweede millennium BCE en hun beschaving vestigden en de Rig Veda compileerden.
Dit beeld gepresenteerd door de wetenschap ligt ver verwijderd van degene
gevonden in geschiedenis boeken welke de 'wieg van de beschaving' plaatst
in de rivier vallei van Mesopotamië. Moderne wetenschap en oude bronnen
leveren ons ook een verband met een lang bestaande historische puzzel:
waarom sinds tijden de mensen van India en Sri Lanka, tot Engeland en
Ierland talen hebben gesproken die duidelijk gerelateerd waren aan elkaar,
en mythologieën en geloven bezaten die zoveel verbazingwekkende overeenkomsten
bevatten.
"Het simpele antwoord is: zij waren onderdeel van een grote beschaving
die bloeide voor de opkomst van Egypte, Sumerië en de Indus Vallei.
Dit was een beschaving voor de dageraad van beschavingen."
Mag ik ook zeggen dat dit de geschiedenis bevestigd zoals wij die vinden
in de Vedische literatuur, vooral in de Rig Veda en de Puranas. Het helpt
daarbij om de authenticiteit van de Vedische cultuur te bewijzen en onze
premisse dat het de originele oude beschaving, een spirituele gemeenschap,
was, welke de kennis gebruikte zoals gegeven was door God sinds het begin
van de schepping en verder gevestigd werd door de wijzen die volgden.
Volgens een recentelijk raciale studie (The History and Geography of Human
Genes / De geschiedenis en geografie van menselijke genen), is het nu
bevestigd dat alle mensen van Europa, het Midden Oosten, en India tot
een enkel Caucasisch type ras behoren. Dit betekent dat zij moeten komen
vanuit dezelfde bron. Dus, wij zijn allemaal afstammelingen van deze grote
Vedische cultuur, waarvan India het centrum is. Naarmate er meer bewijzen
naar voren komen, zal alleen bewezen worden hoe de getuigenissen van de
Rig Veda en de Puranas bevestigd worden, en zal dit het gebied van noordelijk
India aanduiden als het originele thuisland van de Vedische Ariërs.
Het punt van dit alles is dat zelfs als Moslims, Christenen, Joden, Boeddhisten,
Hindoes, enz., allemaal hun eigen ideologie, legenden en tradities behouden,
wij ons allemaal moeten realiseren dat al deze legenden en voorstellingen
van God en vormen van verering uiteindelijk verwijzen naar dezelfde Allerhoogste
God en mindere halfgoden, hoewel zij met verschillende namen worden genoemd
volgens de huidige variaties van regio's en culturen. Met andere woorden,
al deze doctrines en geloofsstelsels zijn simpelweg uitgroeiingen van
de originele religie en vereren zij de ene Allerhoogste God, welke vele
duizenden jaren geleden zich verspreidde vanuit dezelfde basale bron,
en welke nu verbeeld worden door de vele gevarieerde culturele verschillen
in de wereld. Daarom, ongeacht het geloof dat wij aanhangen tegenwoordig,
wij zijn allemaal een deel van dezelfde familie. Wij zijn niets anders
dan een andere tak van dezelfde boom welke terug getraceerd kan worden
tot de originele pre-historische wortels van spirituele gedachten welke
gevonden zijn in de Vedische cultuur, de oudste en meeste ontwikkelde
filosofische en spirituele traditie in de wereld.
In de volgende hoofdstukken zal dit duidelijker worden als wij beginnen
om beter te kijken naar elke individuele cultuur en religie, en de verschillende
locaties door de wereld, en de ontelbare verbanden en gelijkenissen herkennen
welke zij hebben met de Vedische tradities en kennis.
Bron url voor Engelstalige tekst
http://www.stephen-knapp.com/death_of_the_aryan_invasion_theory.htm
url voor Engelstalige bronsite
http://www.stephen-knapp.com
[Dit boekwerk is beschikbaar op http://www.stephen-knapp.com]
***
Home
Podium
Politiek
Religie
Hindoeisme
Islam
Suriname
India
Liefde
Jongeren
Literair
Poezie
Zeepkist
Gastenboek
Links
Disclaimer
Contact
Kritisch Podium DewanandIndia
Alle rechten voorbehouden; All rights reserved
|
|