Home Podium Politiek Religie Hindoeisme Islam Suriname India Liefde Jongeren
Literair Poezie Zeepkist Gastenboek Links Disclaimer Contact

Kritisch Podium Dewanand

Literair

WEBpublication BOOK WART0222 / EPAGE 18 of 103

Moord op de vrijheid van het oervolk

Was het verbod van de NVP/CP'86 terecht en heeft de AEL bestaansrecht?

2.7. De 'due regard' clausule en de Jersildzaak (1994) voor het Europese Hof in Straatsburg


Our Freedom is our natural right

Offeraar (auteur)   Mr. drs. J.J. v.d. Gulik
Offercode           wart0222
Offerdatum          vrijdag 9 november 2007

Go to previous Epage ... Go to next Epage
  • Go to Inhoudsopgave: Moord op de vrijheid van het oervolk
  • In de jurisprudentie en de literatuur wordt voor de opvattingen van het Europese Hof in Straatsburg over discriminatie en racisme regelmatig gewezen op de Jersild zaak (1994). Het handelt hierbij over een interview van de Deense journalist Jersild in een TV programma met drie rechtsradicale jongeren. Tijdens het interview deden ze uitgesproken racistische uitspraken.

    Zo werd gezegd, dat nikkers gorilla's zijn en dat de blanke beter is dan de zwarte. Ook werd de Ku Klux Klan geprezen en werd geweld tegen migranten geoorloofd geacht, als die daardoor zouden vertrekken. De Deense rechter veroordeelde de jongeren op grond van artikel 266 b van het Deense Wetboek van Strafrecht, dat het publiekelijk in wijde kring verspreiden van opvattingen, waarmee mensen wegens hun ras worden bedreigd, beledigd of vernederd, strafbaar stelt. Artikel 266 b werd ingevoerd om te voldoen aan de verplichtingen op grond van het IVUR.

    Jersild werd veroordeeld op grond van artikel 266 b in samenhang met artikel 23 van het Deense Wetboek van Strafrecht. Artikel 23 heeft betrekking op medeplichtigheid bij het plegen van een strafbaar feit door hiertoe aan te zetten, hierover te adviseren of door te handelen. Toen de zaak voor het Europese Hof kwam, wees het Hof er op, dat de uitspraken, die door de rechtsradicalen waren gedaan, niet worden beschermd door artikel 10 EVRM en verwees daarbij onder meer naar het oordeel van de Commissie in de zaak Glimmerveen/Hagenbeek (zie hoofdstuk 4)
    (Zie noot 21* Jersild arrest (1994), EHRM 23 september 1994, vol. 298. Köln e.a: C. Heymanns Verlag KG, 1995, blz. 25.).

    Over de 'due regard' clausule in artikel 4 van het IVUR zegt het Hof:

    'The effects of the 'due regard' clause in Article 4 has given rise to different interpretations and the UN Committee on the Elimination of Racial Discrimination (the UN Committee - set up to supervise the implementation of the UN Convention) was divided in its comments on the applicant's conviction. The present case had been presented by the Danish Government in a report to the UN Committee. Whilst some members welcomed it as 'the clearest statement yet, in any country, that 'the right to protection against racial discrimination took precedence over the right to freedom of expression', other members considered that 'in such cases the facts needed to be considered in relation to both rights'
    (Report of the committee to the General Assembly, Official Records, Forty-Fith Session, Supplement No.18 (A/45/18), p. 21, § 56)'
    (Zie noot 22* Jersild case (1994), EHRM 23 september 1994, vol. 298. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 1995, blz. 19.).

    Het Europese Hof wijst er dus op, dat het IVUR het meest direct betrokken verdrag is bij de eliminatie van alle vormen van rassendiscriminatie. Ook wordt er op de verschillende interpretaties van de 'due regard' clausule gewezen. En het UN Comité, dat moet toezien op de implementatie van het IVUR, was dus verdeeld geweest, toen de zaak door de Deense overheid aan het Comitë ter beoordeling was voorgelegd. Terwijl sommige leden de Deense uitspraak verwelkomden als de duidelijkste uitspraak tot nu toe, dat bescherming tegen rassendiscriminatie voorrang had boven de vrijheid van meningsuiting, vonden andere leden, dat bij de beoordeling van de feiten gekeken moest worden naar beide rechten.

    Na de uitspraak van het Europese Hof had het UN Comité de volgende reactie op de Jersild zaak:

    'Noting the judgment of the European Court Human Rights in the case of Jersild-v-Denmark (36/1993/431/510), the Committee affirms that the 'due regard' clause of article 4 of the Convention requires due balancing of the right to protection from racial discrimination against the right to freedom of expression.
    (Zie noot 23* Committee on the Elimination of Racial Discrimination, Concluding observations, Forty-eight session 26 February-15 March 1996, Genève, UN Human Rights Library, blz. 1.).

    Ook het UN Comité stelde dus bij deze zaak, dat de 'due regard' clausule een behoorlijke afweging vereist tussen het recht op bescherming tegen rassendiscriminatie en het recht op vrijheid van meningsuiting.

    De Deense overheid dacht, aldus het Hof:

    'that the relevant provisions of the Penal Code are to be interpreted and applied in an extensive manner, in accordance with the rationale of the UN Convention (..). Article 10 should not be interpreted in such a way as to limit, derogate from or destroy the right of protection against racial discrimination under the UN Convention'
    (Zie noot 24* Jersild arrest (1994). EHRM 23 september 1994, vol. 298. Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 1995, blz. 20.).

    De Deense regering dacht dus, dat de betrokken strafrechtsbepalingen extensief zouden moeten worden geïnterpreteerd overeenkomstig de strekking van het IVUR en dat artikel 10 EVRM niet zodanig zou mogen worden geïnterpreteerd, dat daarmee het recht op bescherming tegen rassendiscriminatie op grond van het IVUR zou worden beperkt, daaraan afbreuk zou worden gedaan, of die bescherming teniet zou worden gedaan.

    Toch besliste het Europese Hof in deze zaak met 12 tegen 7 stemmen, dat artikel 10 EVRM was geschonden, omdat de aangevoerde motieven voor de veroordeling niet voldoende waren om overtuigend vast te stellen, dat de inbreuk noodzakelijk was in een democratische samenleving. Bovendien stelde het Hof:

    '(..) Denmark's obligations under Article 10 must be interpreted, to the extent possible, so as to be reconcilable with its obligations under the UN Convention. In this respect it is not for the Court to interpret the 'due regard' clause in Article 4 of the UN Convention, which is open to various constructions. The Court is however of the opinion, that its interpretation of Article 10 of the European Convention in the present case is compatible with Denmark's obligations under the UN Convention'
    (Zie noot 25* Jersild arrest (1994), EHRM 23 september 1994, vol. 298, Köln e.a.: C. Heymanns Verlag KG, 1995, blz. 22 en 23.).

    Het Hof vindt hier dus, dat de verplichtingen van Denemarken op grond van artikel 10 EVRM zo veel mogelijk zodanig moeten worden uitgelegd, dat die verplichtingen verenigbaar zijn met de verplichtingen van Denemarken op grond van het IVUR. Het is in dit opzicht niet aan het Hof de 'due regard' clausule van artikel 4 van het IVUR te interpreteren, daar hierbij verschillende constructies mogelijk zijn. Het Hof is echter van mening, dat zijn interpretatie van artikel 10 EVRM in deze zaak verenigbaar is met de verplichtingen van Denemarken op grond van het IVUR. Ook in de zaak Jersild heeft het Europese Hof weer een grote mate van bescherming geboden aan de vrijheid van het publieke politieke debat.


    ***

    Go to previous Epage ... Go to next Epage
  • Go to Inhoudsopgave: Moord op de vrijheid van het oervolk

  • WEBpublication BOOK WART0222 / EPAGE 18 of 103


    Home Podium Politiek Religie Hindoeisme Islam Suriname India Liefde Jongeren
    Literair Poezie Zeepkist Gastenboek Links Disclaimer Contact

    Kritisch Podium Dewanand

    Literair
    Alle rechten voorbehouden; All rights reserved
    Offercode: WART0222
    Copyright @ Mr. drs. J.J. v.d. Gulik 2007