Home
Podium
Politiek
Religie
Hindoeisme
Islam
Suriname
India
Liefde
Jongeren
Literair
Poezie
Zeepkist
Gastenboek
Links
Disclaimer
Contact
Kritisch Podium DewanandHindoeisme
Wat heeft de Bhagavad Gita voor mij gedaan?
Offeraar Dewanand
Offercode Art066
Offerdatum zaterdag 29 maart 1997
Dit artikel heeft het karakter van een persoonlijk levensverhaal.
Het bevat een stukje uit mijn leven. Het doel is om andere Hindoestanen
te vertellen wat de Bhagavad Gita-zoals-ze-is voor mij heeft gedaan. En
hoe dit boek, van 5000 jaar geleden, mijn leven heeft veranderd.
Het was ergens in 1989, geloof ik. Het was een eenzame, koude en verlaten dag uit mijn leven. Iemand klopte in de namiddag op mijn deur. Met veel tegenzin liep ik naar de voordeur en deed open. Een man in een fel oranje gewaad sprak mij vriendelijk aan. Hij wilde even praten met mij. Ik liet hem binnen, hoewel het een risico leek. Die man vertelde mij iets over het Hindoeisme en gaf mij een paar stukjes zoete geheiligde koek (prasad) te eten. Uiteindelijk vertelde hij mij dat ik enkele boeken kon kopen van hem. Vol wantrouwen volgde ik zijn woorden. Hij vertelde mij dat ik mijn hele leven op deze boeken kon baseren. Snel vroeg ik naar de prijs. De vijf boeken kostten slechts Nf. 80,-. Na wat hoofdrekenen concludeerde ik dat het een rendabele aankoop leek en dat deze man geen afzetter kon zijn. Ik besloot om die boeken te kopen en schreef direkt een betaalcheque van de (Amro) bank uit. Na de koop sprak de man nog wat vriendelijke woorden tot mij en vertrok. De vijf boeken waren netjes ingepakt in plastic. Ik zette ze ergens neer in mijn kleine studeerkamer. Eén van de boeken was de Bhagavad-Gita-zoals-ze-is, in het Nederlands. Eerlijk gezegd had ik toen geen enkel besef van de inhoud van dit boek. Wel had ik wat vage (en overwegend negatieve) verhalen gehoord over de heilige boeken van mijn Indiase voorouders. Maar veel deden die verhalen mij niet echt.
Enkele weken na de aankoop besloot ik om een van de vijf boeken door te bladeren. De sanskriet teksten en woorden in het millennia oude devanagri schrift begreep ik helemaal niet. De in het Nederlands vertaalde verzen en de verklaringen deden mij niet echt veel. Ik was destijds wel te onrustig om deze kennis tot mij te nemen. Uiteindelijk stopte ik die boeken in een grote doos onder mijn bed. Mijn leven zette zich daarna voort onder begeleiding van vele winden, stormen, aardbevingen en vulkanen. Soms leek het alsof die vijf boeken onder mijn bed een mysterieuze invloed uitoefenden op mijn gemoedsrust. Dit is iets wat echt waar is. Iets in die boeken trok mij aan, maar iets anders had een afstotende invloed. Ik had in 1989 geen enkel geloof in mijn toekomst. Religie was mij onbekend. Het materiele en de Europese technologie waren mijn enige houvast op deze wereld. Darwinistisch en evolutionair denken beheersten mijn gedrag. Mijn identiteit was nergens op gebaseerd, en ontbrak in zekere zin geheel. En ik was toen al 24 jaar.
Ik zocht overal naar kennis en inspiratie
om verder te leven, hoewel de rand van het leven vaak bereikt werd. De
bijbel deed mij niet veel. De koran was te beangstigend. En moslims gedragen
zich zo raar en soms, o zo gewelddadig. Nee, de islam kon mij niet boeien.
Te dogmatisch en zo leeg. Dianetics, een boek van een Amerikaanse nucleaire
wetenschapper, was een tijdje leuk, maar het verveelde snel. Scientologen
zijn namelijk te zakelijk en beslist niet religieus ingesteld. Boeken
van andere grote schrijvers bleven slechts enkele weken naijlen, en verdwenen
daarna uit het gezichtsveld.
Toen ik de eerste keer iets las uit de Bhagavad Gita begreep ik niets ervan. Het leek wartaal. Maar toen was ik net een klein kind dat een ingewikkelde wiskundige formule aanschouwt en uiteindelijk een vliegtuigje vouwt van het velletje en het de lucht in gooit. Want iedere vers uit de Bhagavad Gita is net een ingewikkelde wiskundige formule, die je jarenlang moet analyseren om het te begrijpen en aan te tonen. In het hiernavolgende zal ik steeds enkele verzen uit de Bhagavad Gita aanhalen en kort vertellen wat ze nu betekenen voor mijn persoonlijke denk- en handelwijze.
Lees even de volgende verzen uit de Bhagavad Gita over de
drie vormen van geluk.
Vers 18.36-37 O beste der Bharata’s, wil nu luisteren
naar wat Ik je te zeggen heb over de drie vormen van geluk die de gebonden
ziel geniet en waardoor ze soms de beëindiging van alle verdriet bereikt.
Wat in het begin vergift schijnt te zijn, maar aan het eind nektar, en
ons tot zelfverwerkelijking brengt, wordt geluk in de geaardheid goedheid
genoemd.
Vers 18.38 Dat geluk dat voortkomt uit kontakt
van de zinnen met hetgeen ze beroert en dat nektar schijnt te zijn in
het begin, maar vergift aan het eind, wordt geluk in de geaardheid hartstocht
genoemd.
Vers 18.39 En dat geluk dat blind is voor de mogelijkheid
van zelfverwerkelijking, dat begoocheling is van begin tot eind, en dat
voorkomt uit slaap, luiheid, en illusie, heet geluk in de geaardheid onwetendheid.
Vers 18.40 Er bestaat geen enkel wezen, noch hier,
noch onder de halfgoden in de hogere planetenstelstels, dat vrij is van
de invloed van de drieërlei aard der stoffelijke natuur.
Vroeger wilde ik alles weten. Want ik
geloofde dat kennis echt alles was. Je kon immers pas gelukkig zijn als
je over alle kennis van de wereld beschikte. Maar in vers 18.39 staat
dat onwetendheid één van de drie vormen van geluk is. De geaardheid onwetendheid
moet dus niet onderschat worden voor het ervaren van geluk. Deze vers
heeft mijn leven echt totaal veranderd. Nu besef ik altijd dat alles wat
ik niet weet mij in onwetendheid houdt, maar mij tegelijkertijd geluk
kan bezorgen. Dus te veel vragen stellen hoeft niet meer. Wees dus blij
dat je in onwetendheid verkeert. Want hoe zou het zijn als je alles wist.
Een klein voorbeeld. Stel dat iemand over een week zal sterven, met 100
procent zekerheid. Zodra deze persoon dit te weten komt, zal hsij een
heel ellendige week doormaken vol verdriet en leed. Maar als besloten
wordt om deze persoon in onwetendheid te laten, dan zal de laatste week
beslist doorgebracht worden in de geaardheid geluk. Dus het is niet altijd
goed om alles te willen weten.
Laatst ontmoette ik iemand die horoscopen kan lezen. Ondanks het aanbod om gratis mijn horoscoop te laten bepalen, besloot ik te kiezen voor de richtlijn van vers 18.39 uit de Bhagavad Gita. Ik besloot om in onwetendheid te blijven t.a.v. mijn horoscoop, want dat kon mij gelukkiger maken. Dit besluit verbaasde die persoon ontzettend, maar ik ben er tot nu toe dik tevreden over. Onwetendheid is immers een vorm van geluk.
In vers 18.36-37 wordt duidelijk gemaakt dat goedheid ook een van de
drie vormen van geluk is. Over de waarheid van deze vers denk ik heel
vaak na. Hoe werkt deze vers in de praktijk van het dagelijkse leven?
Stel dat iemand in nood zit en hulp nodig heeft. Dan kan je besluiten
om geen hulp te bieden omdat je gewoon geen tijd of zin hebt. Dan denk
je alleen aan je eigen egoistische voordelen. Het bieden van hulp aan
zo iemand zal je immers geen direkte voordelen opleveren. Maar als je
jezelf in de geaardheid goedheid brengt en besluit om die persoon wel
te helpen, dan merk je vaak enkele interessante zaken. Terwijl je die
persoon helpt, kun je het ervaren als vergift, omdat het je niet veel
voordelen oplevert op dat moment. Maar later zul je het beslist anders
zien. Want diezelfde persoon kan je zo dankbaar zijn, dat je een soort
voldoening kan ervaren. Dus dan proef je de nectar aan het eind, uit de
genoemde vers. En dit kan je tot zelfverwerkelijking brengen. Wat
zegt de Bhagavad Gita over zelfverwerkelijking?
Vers 2.13 Zoals de belichaamde ziel in dit lichaam
geleidelijk van kinderjaren overgaat naar jeugd en ouderdom, zo gaat ze
bij de dood naar een ander lichaam over. Een zelfverwerkelijkte ziel raakt
door zo’n verandering niet uit haar evenwicht.
Vers 2.53 Is je geest niet meer in beweging te
brengen door de bloemrijke taal der Veda’s en verkeert hij onwankelbaar
in de verheven rust der zelfverwerkelijking, dan ben je het goddelijk
bewustzijn deelachtig geworden.
Vers 18.51-53 Wanneer men door zijn verstand gelouterd
wordt en de geest vastberaden beteugelt, wanneer men hetgeen de zinnen
bevredigt laat varen en zich zo bevrijdt van gehechtheid en haat, wanneer
men in afzondering leeft, weinig eet, lichaam en tong beheerst, altijd
in verheven koncentratie is en onthecht, zonder vals ego, valse kracht,
valse trots, lust en woede, en wanneer men geen stoffelijke zaken aanneemt,
raakt men beslist bevorderd tot het peil der zelfverwerkelijking.
Vers 3.34 Van alles wat op de zinnen inwerkt ondergaan
de belichaamde wezens de aantrekking en de afstoting, maar men moet zich
niet door de zinnen en hetgeen op ze inwerkt laten leiden, want het zijn
struikelblokken op de weg naar zelfverwerkelijking.
Vers 3.18 Een zelfverwerkelijkt persoon heeft
bij het vervullen van zijn voorgeschreven plicht geen bepaalde oogmerken,
noch heeft enige reden om zulk werk niet te verrichten. Evenmin heeft
hij ook maar de geringste behoefte zich van een ander levend wezen afhankelijk
te stellen.
Vers 3.19 Daarom dient men, zonder zich aan de
vruchten van zijn daden te hechten, louter uit plichtsbetrachting te handelen;
want wanneer men belangeloos werkt, bereikt men het Allerhoogste.
Deze verzen spreken duidelijke taal en maken heel goed duidelijk wat het begrip zelfverwerkelijking in houdt. Vers 3.18 maakt duidelijk dat onafhankelijkheid een kenmerk is van een zelfverwerkelijkt persoon. De verzen uit de Bhagavad Gita zijn zeer duidelijk. Maar het is niet nodig om er dogmatisch in te geloven. Dit blijkt uit de volgende verzen.
Vers 8.28 Wie de weg der toegewijde dienst op
gaat, behoudt de vruchten van het bestuderen der Veda’s van het naleven
van strenge zelftucht, het doen van schenkingen of het verrichten van
filosofische en vruchtdragende bezigheden.
Vers 13.8-12 Nederigheid, bescheidenheid, geweldloosheid,
verdraagzaamheid, eenvoud, het benaderen van een bona-fide geestelijk
leraar, reinheid, evenwichtigheid en zelfbeheersing; onthechting van al
wat tot zinsbevrediging dient, vrijheid van vals ego, het kwade zien van
geboorte, dood, ouderdom en ziekte; niet gehecht zijn aan kinderen, vrouw,
huis en haard, en gelijkmoedigheid zowel bij aangename als onaangename
gebeurtenissen; voortdurende en onverdeelde toewijding jegens Mij, verblijven
op eenzame plekken, onthechtheid van alle mensen in het algemeen; inzien
hoe belangrijk zelfverwerkelijking is en filosofisch onderzoek verrichten
inzake de Absolute Waarheid - dit alles verklaar Ik tot kennis, en wat
hier tegenin gaat is onwetendheid.
Uit deze verzen blijkt dat het noodzakelijk is om zelf filosofisch onderzoek te verrichten om de Absolute Waarheid te ontdekken. Dus het is niet noodzakelijk om alles uit de Bhagavad Gita letterlijk te geloven. Zelf op pad gaan en zelf onderzoek verrichten is ook nodig. De volgende vers over kennis boeit mij heel erg.
Vers 10.11 Uit mededogen met hen verdrijf Ik,
wonend in hun hart, met de stralende lamp der kennis het duister, geboren
uit onwetendheid.
Hierin wordt gesproken over de stralende lamp der kennis. De beeldspraak erin trekt mij heel erg aan. Deze vers maakt ook duidelijk dat de duisternis verdreven wordt door kennis. Over de waarheid hiervan kan een mens een heel leven nadenken. Het mysterieuze aspekt van de Bhagavad Gita houdt mij wel erg bezig. De openingsvers luidt alsvolgt:
Vers 9.2 Deze kennis is de bekroning van alle
onderricht, het geheimste van alle geheimen. Het is de zuiverste kennis
en omdat ze door realisatie rechtstreeks inzicht geeft in het zelf, is
ze de vervolmaking der religie. Ze is onvergankelijk en wordt met vreugde
toegepast.
Deze vers vertelt dat de kennis van de Bhagavad
Gita onvergankelijk is. Ik vraag mij altijd af hoe waar dit is. En volgens
deze vers is de kennis het geheimste van alle geheimen, dus heel erg geheim.
Dit is eigenlijk een feit. Sedert de Bhagavad Gita vijfduizend jaar geleden
geschreven werd, is de kennis erin geheim gebleven voor de massa. Pas
de afgelopen decennia is dit boek in andere talen uit het Sanskriet vertaald
en verspreid over de hele wereld. Maar hoeveel mensen zijn in staat om
dit boek helemaal te begrijpen? De kennis blijft kennelijk geheim, misschien
voor eeuwig. Deze vers is echt mysterieus. Juist hierdoor word ik geïnspireerd
om continu na te denken over de vele mysterieuze aspecten van de oude
Hindoeïstische geschriften. Iets wat onvergankelijk is, zal nooit vergaan.
Het moet dus tijdloos zijn. Hoe tijdloos zijn de verzen? Er staat ook
dat de kennis zuiver is en inzicht geeft in het zelf. Nu is het inderdaad
zo dat ik op een onbegrijpelijke manier mijzelf steeds beter ben gaan
begrijpen sedert ik de Bhagavad Gita heb bestudeerd. Deze vers klopt wel
een beetje. En dat de kennis de vervolmaking der religie is, intrigeert
mij in hoge mate. Vers 9.2 is ook zo een vers waar een mens een heel leven
over kan nadenken. Toch inspireert deze vers mij altijd om onderzoek te
verrichten naar de waarheid of onwaarheid van de vele verzen uit de Bhagavad
Gita. Het is wel zo dat de complexiteit van de vele verzen heel groot
is. Hierover zeggen de volgende verzen iets.
Vers 9.11 Dwazen bespotten Me wanneer Ik neerdaal
in Mijn menselijke gedaante. Ze weten niet dat Mijn wezen bovenzinnelijk
is, noch dat Ik heers over al het zijnde.
Vers 9.22 Maar wie Mij toegewijd aanbidden en
op Mijn bovenzinnelijke gedaante mediteren, schenk Ik wat ze missen en
laat Ik behouden wat ze hebben.
Vers 9.23 Wat iemand ook maar aan andere goden
offert, O zoon van Kunti, is eigenlijk bedoeld voor Mij allen, maar het
wordt geofferd zonder kennis van zaken.
Vers 9.24 Ik ben de enige genieter en het enige
doel van alle offers. Zij die Mijn werkelijke, bovenzinnelijke aard niet
doorgronden vallen terug in het stoffelijk bestaan.
Vers 17.25 Men dient offers, boete en barmhartigheid
te verrichten door er het woord tat bij uit te spreken. Het doel van dergelijke
bovenzinnelijke aktiviteiten is bevrijd te raken uit de materiële verstrikking.
Krishna zegt dat Hij bovenzinnelijk is. Iets wat bovenzinnelijk is kan niet doorgrond worden door iemand die op zinnelijk niveau leeft. De woorden van Krishna zijn bovenzinnelijk. Daarom is de hele inhoud van de Bhagavad Gita ook bovenzinnelijk. Het is dus heel moeilijk om alles in één keer of binnen enkele jaren geheel te begrijpen. Een dik boek over wiskundige stelligen en axioma’s kan immers ook niet na één jaar studie totaal begrepen worden. Veel verzen uit de Bhagavad Gita zijn op een bepaalde manier ondoorgrondelijk. Juist hierdoor trekken de verzen mij aan. Het hele boek is een soort mysterie.
Door mijn materialistische denkwijze uit het verleden is het logisch dat ik zeer geinteresseerd was in verzen die over materie uitleg geven. In de Bhagavad Gita wordt de volgende vers uit een ander Hindoeistisch geschrift aangehaald.
Srimad Bhagavatam (5, 5: 4-6), gevangenschap in de
materie,:
“De mensen zijn dol op zinsbevrediging
en weten niet dat dit huidige lichaam, dat vol ellende is, het gevolg
is van hun baatzuchtige streven in het verleden. Hoewel dit lichaam tijdelijk
is, bezorgt het ons op velerlei wijzen last. Daarom is het niet goed zinsbevrediging
na te streven. Men wordt geacht mislukt te zijn in het leven, zo lang
men niet onderzoekt wat het wezen van alle baatzuchtig streven is, want
zo lang men nog behept is met het zinsbevredingings-bewustzijn, dient
men van het ene lichaam naar het andere te blijven verhuizen. Ook al houdt
de geest zich nog zo met baatzuchtige aktiviteiten bezig en ook al is
hij nog zo door onwetendheid beinvloed, toch dient men liefde te ontwikkelen
voor de toegewijde dienst van Vasudeva. Alleen zo kan men de kans krijgen
vrij te komen uit de gevangenschap van het stoffelijk bestaan.”
Het begrip gevangenschap trekt vrijwel niemand aan. Toch zijn, zoals dit vers verklaart, inderdaad veel mensen tegenwoordig gevangenen van de materie. Het materiele is hun hoogste doel. Zij zijn gevangenen van het stoffelijk bestaan. In deze vers wordt het begrip baatzuchtig streven aangehaald. Nu zijn er vele andere verzen hierover, die ik even opsom.
Vers 2.49 O Dhananjaya, bevrijd jezelf van alle
baatzuchtig werk door toegewijde dienst en geef je aan dat bewustzijn
volkomen over. Zij die de vruchten van hun werk willen plukken zijn schrapers.
Vers 3.26 Laten de wijzen de geest der onwetenden,
die gehecht zijn aan baatzuchtig werk, niet in de war brengen. Ze moeten
niet worden aangemoedigd met werken op te houden, maar over te gaan tot
werken in toegewijde dienst.
Vers 3.31 Wie zijn plicht doet volgens Mijn voorschriften
en zich trouw en zonder afgunst houdt aan hetgeen Ik hier onderwijs, wordt
bevrijd uit de gevangenschap waarin hij zich door zijn baatzuchtig streven
bevindt.
Vers 4.12 De mensen van deze wereld wensen te
slagen in hun baatzuchtig streven en aanbidden daarom de halfgoden. Baatzuchtige
arbeid in deze wereld werpt natuurlijk snel vruchten af.
Vers 4.14 Er is geen enkele vorm van werk die
invloed op Me heeft, noch houd Ik me op met baatzuchtig streven. Wie deze
waarheid aangaande Mij begrijpt, raakt evenmin als Ik verward in de terugslagen
van baatzuchtig werk.
Vers 4.19 Wie bij geen enkel handelen verlangt
naar zinsbevrediging, wordt geacht volledige kennis te bezitten. De wijzen
noemen zo iemand een werker wiens baatzuchtig streven is opgebrand in
het vuur der volmaakte kennis.
Vers 4.20 Alle gehechtheid aan de vruchten van
zijn arbeid opgevend, voortdurend tevreden en onafhankelijk, laat hij
elk baatzuchtig streven varen, ook al is hij met allerleid zaken in de
weer.
Vers 9.12 Degenen die aldus verdwaasd zijn, voelen
zich aangetrokken tot demonische en goddeloze opvattingen. In hun begoochelde
staat blijft er van hun hoop op verlossing, hun baatzuchtige aktiviteit
en hun kennis-ontwikkeling niets over.
Vers 13.25 Sommigen aanschouwen de Superziel door
meditatie, anderen door hun kennis te verdiepen, en weer anderen door
onbaatzuchtige arbeid.
Vers 14.22-25 De Allerhoogste sprak: Wie verlichting,
gehechtheid en begoocheling niet haat wanneer ze zich voordoen, noch ernaar
verlangt wanneer ze verdwijnen; wie zich onbezorgd betoont en zich buiten
bereik van de terugslagen van de geaardheden der stoffelijke natuur bevindt,
wie stand houdt, omdat hij weet dat het slechts de geaardheden zijn die
aktief zijn; wie vreugde en pijn om het even zijn en wie een brok aarde,
een steen en een klomp goud met gelijke blik beziet; wie onbewogen blijft
in eer en schande, wie geen verschil maakt tussen vriend en vijand, wie
alle baatzuchtig streven heeft laten varen - zo iemand heet aan de geaardheden
der natuur ontstegen te zijn.
Deze verzen vertellen heel veel over het begrip baatzuchtigheid. En deze verzen hebben mijn gehele visie op dit begrip veranderd. Mijn gehele denkwijze is erdoor veranderd. Er is zoveel veranderd in mijn innerlijk dat ik het nu niet kan beschrijven.
De volgende vers heeft mij ook heel erg geraakt.
Vers 6.40 De Allerhoogste sprak: Zoon van Prtha,
de opwaarts strevende, die zich bezighoudt met gunstige zaken, gaat noch
in deze wereld, noch in de geestelijke te niet; iemand die goed doet,
Mijn vriend, wordt nimmer door kwaad overmand.
Goed doen is dus heel belangrijk om het kwaad buiten de deur te houden. De vers spreekt voor zichzelf. Het is juist deze vers die mij altijd motiveert om goede handelingen te verrichten, die ook een onbaatzuchtig karakter kunnen hebben.
Sedert ik de Bhagavad Gita beter ben gaan begrijpen en regelmatig ben gaan lezen is er heel veel veranderd in mijn innerlijk. Mijn rust en kalmte zijn hersteld. Mijn identiteit heeft een vaste en stabielere vorm verkregen. En mijn zelfrespect is toegenomen. Vroeger had ik helemaal geen zelfwaardering. Nu is dat geheel hersteld. Ik waardeer mijzelf. Het feit dat mijn voorouders uit het oude India zo een boek hebben geschreven geeft mij kracht en zin in het leven. Want vroeger schaamde ik mij heel erg om mijn Hindoestaanse afkomst. Ik leed aan ernstige minderwaardigheidscomplexen en was heel erg kwetsbaar. Dankzij de Bhagavad Gita ben ik nu een mens die zin heeft in het leven. Die niet meer aan zelfmoord denkt en die geloof heeft in de toekomst.
Vroeger was angst een groot probleem van mij. Ik was heel angstig door alle traumatische ervaringen uit mijn onmenselijke verleden. Lees eens wat de Bhagavad Gita zegt over angst.
Vers 2.35 De grote veldheren, die een hoge dunk
hadden van je naam en eer, zullen denken dat je louter uit angst het slagveld
hebt verlaten en je daarom een lafaard vinden.
Vers 4.10 Vrij van gebondenheid, angst en woede,
geheel in Me opgaand en Me als hun toeverlaat beschouwend, werden er in
het verleden zeer velen gelouterd door kennis aangaande Mij - en zo vatten
ze allen bovenzinnelijke liefde voor Me op.
Vers 5.17 Wanneer verstand, geest, geloof en toevlucht
alle samenkomen in de Allerhoogste, wordt men door volkomen kennis geheel
gereinigd van angst en twijfel en gaat men snel vooruit op de weg der
bevrijding.
Vers 5.27-28 Wanneer hij zich voor alle uiterlijke
zaken afsluit, zijn ogen en innerlijke blik gericht houdt op het punt
tussen de beide wenkbrauwen, de in- en uitgaande adem tegelijk zwevende
houdt in de neusgaten, en op deze wijze geest, zinnen en verstand beteugelt,
raakt degeen die het bovenzinnelijke nastreeft bevrijd van begeerte, angst
en woede. Wie zich altijd in deze staat bevindt, is beslist verlost.
Vers 6.13-14 Men dient romp, hals en hoofd recht
opgericht te houden en onafgebroken naar de punt van de neus te staren.
Met onbewogen, bedwongen geest, vrij van angst en volkomen vrij van geslachtelijkheid,
dient men in zijn hart op Mij te mediteren en Me het einddoel van zijn
leven te maken.
Vers 11.45 Nu ik deze universele gedaante heb
gezien, die ik nimmer tevoren heb aanschouwd, ben ik verblijd, maar tegelijk
is mijn geest angstig en verward. Wil me daarom Je genade bewijzen en
openbaar me wederom Je gedaante als Persoonlijkheid Gods, O Heer der heren,
O toevlucht van het universum.
Vers 12.15 Wie niemand in moeilijkheden brengt,
zich niet door angst laat verontrusten en evenwichtig is in geluk en verdriet,
is Mij zeer dierbaar.
Vers 18.8 Wie zijn voorgeschreven plichten staakt
omdat hij ze lastig vindt, of uit angst, wordt geacht te handelen in de
geaardheid hartstocht. Deze vorm van handelen leidt nimmer tot de hoogte
die men door verzaking bereikt.
In vers 5.17 wordt gezegd dat volkomen kennis iemand reinigt van angst en twijfel, en dat men dan snel vooruit gaat op de weg der bevrijding. Welnu, vroeger was ik heel angstig. Nu is dat geheel verdwenen. Vers 12.15 maakt duidelijk dat een mens zich niet door angst moet laten verontrusten. Het lijkt dus alsof ik nu gereinigd ben door de verzen en kennis uit de Bhagavad Gita. Nu heb ik echt het gevoel dat ik goed ben zoals ik ben. Mijn klein, Indiaas uiterlijk accepteer ik nu veel beter. Ik ben gelukkiger en leef vreugdevol. De tijden van ondraaglijk lijden zijn voorbij. En de vreselijke druk om te presteren is geheel verdwenen. Ik hoef niet beter te worden dan alle anderen. Nu voel ik mij verbonden met Krishna, en hsijn schepselen. Mijn normen komen rechtstreeks van de lippen van Krishna zelf. Daarom heb ik zekerheid en innerlijke rust.
Het lijkt, hoe raar het ook mag klinken, alsof die sannyasin door Krishna zelf gestuurd was om de Bhagavad Gita aan mij te “geven” in 1989. De cheque die ik uitgeschreven had, werd pas na een jaar geind. En zijn woorden, “Je kan je hele leven op deze boeken baseren”, waren ongetwijfeld waar. Hij had gelijk. Ik geloof nu echt dat er een Schepper bestaat. En dat die Schepper bepaalt wanneer je de wereld zal verlaten. En dat je alleen dood gaat als je tijd op deze wereld echt voorbij is. Krishna zal persoonlijk iedereen tegenhouden, die zelfmoord wil plegen op een eenzame dag, die niet de laatste is. Maar zolang je leeft moet je altijd gelukkig en tevreden zijn met alles wat je hebt en met alles wat je niet hebt. Iedereen die ongelukkig is zal eens door Krishna zelf gelukkig gemaakt worden, en dan pas inzien hoe waardevol dit mensenleven, een bevoorrechte kans, niet kan zijn.
Er zijn ook verzen die iets vertellen over je plichten en over het verrichten van arbeid.
Vers 3.8 Doe je voorgeschreven plicht, want werken
is beter dan niets doen. Een mens kan niet eens zijn lichaam onderhouden
zonder te werken.
Vers 3.9 Werk als offer aan Vishnu opgedragen,
moet worden verricht, anders bindt werk ons aan de stoffelijke wereld.
Vervul daarom je voorgeschreven plicht om Zijnentwil, O zoon van Kunti,
en aldus zul je altijd onthecht en vrij van gebondenheid blijven.
Vers 18.47 Het is beter zich aan zijn eigen taak
te wijden, ook al verricht men haar gebrekkig, dan zich over andermans
taak te ontfermen en haar volmaakt te verrichten. De plichten die de mens
zijn voorgeschreven naar gelang zijn wezen leiden nimmer tot terugslagen
zoals bij zondige aktiviteiten.
Vers 18.48 Ieder streven gaat gepaard met fouten,
zoals vuur gepaard gaat met rook. Daarom dient men werk dat met zijn aard
strookt niet te laten varen, O zoon van Kunti, ook al wemelt het van de
fouten.
Nu begrijp ik beter wat het doel van het leven is.
En hoe je het beste kunt leven. Het heeft geen zin om je alleen met baatzuchtige
aktiviteiten bezig te houden. De Bhagavad Gita heeft zoveel verandert
bij mij. Het boek van Sri Sathya Sai Baba over de Bhagavad Gita heeft
ook heel veel duidelijk gemaakt voor mij. Nu ben ik zo blij dat ik een
zinvol bestaan leidt. Mijn angsten uit het verleden zijn teniet gedaan.
Vele problemen zijn opgelost. Ik kan het haast niet geloven. Mijn huidige
wereld is nieuw. Ik lijk geheel gezuiverd en herboren. En ik sta nog steeds
versteld van het feit dat mijn Indiase voorouders zulke goed ontwikkelde,
intelligente en beschaafde mensen waren. Alle Hindoestanen zouden iets
kunnen leren hieruit. Misschien zouden ook andere levende wezens de Bhagavad
Gita moeten bestuderen. Zou de wereld niet veel beter worden als iedereen
een vreugdevol bestaan zou leiden, zonder materialisme, egoisme en baatzuchtige
daden. De levende wezens op ruimteschip aarde moeten echt nog veel leren.
Ja, de mensen, dieren, planten, bacterien moeten nog veel leren.
Ter besluit nog vijf verzen uit de Bhagavad Gita die mij heel veel doen.
Vers 5.2 De Allerhoogste sprak: Zowel het verzaken
van werk als werk in toewijding leidt tot bevrijding. Maar van deze twee
is werk in toewijding beter dan het verzaken van werk.
Vers 8.5 En alwie in het uur des doods zijn lichaam
verlatend uitsluitend aan Mij denkt, komt onmiddelijk tot Mij. Dit lijdt
geen twijfel.
Vers 8.7 Daarom, Arjuna, dien je altijd aan Mij
te denken en tegelijk je voorgeschreven plicht te vervullen en te strijden.
Als je je daden aan Mij wijdt en je geest en verstand naar Mij richt,
zul je ongetwijfeld tot Me komen.
Vers 9.4 Dit gehele universum is van Mij doordrongen
in Mijn ongeopenbaarde vorm. Alle wezens zijn in Mij, maar Ik ben niet
in hen.
Vers 9.5 En toch rust al het geschapene niet in
Mij. Aanschouw Mijn mystieke volheid! Ook al ben Ik de instandhouder van
alle levende wezens en ook al ben Ik overal, toch is Mijn Zelf de oorsprong
der gehele schepping.
Noten
1. Hsij en hsijn zijn recentelijke persoonlijke voornaamwoorden
die gebruikt kunnen worden om de respectievelijke begrippen hij/zij en zijn/haar
te vervangen. Genoemde woorden verwijzen dus tegelijkertijd naar een man
en een vrouw en kunnen gebruikt worden tijdens het schrijven van teksten
die door beiden geslachten gelezen zullen worden. Het gebruik van alleen
“hij” of “zijn” bij algemene verwijzingen lijkt mij niet exact en oneerlijk,
omdat vrouwen vaak ook ermee bedoeld worden. Taal leeft, dus daarom is het
logisch dat deze nieuwe woorden een volwaardige plaats zullen innemen in
de Nederlandse literatuur van de toekomst.
2. Doordat ik alle verzen van de Bhagavad Gita ingetypt
heb in een computerfile, kan ik middels trefwoorden snel alle relevante
verzen opzoeken over een onderwerp.
Home
Podium
Politiek
Religie
Hindoeisme
Islam
Suriname
India
Liefde
Jongeren
Literair
Poezie
Zeepkist
Gastenboek
Links
Disclaimer
Contact
Kritisch Podium DewanandHindoeisme
Alle rechten voorbehouden; All rights reserved
|